donderdag in week 13 door het jaar

Uit de profeet Amos 7, 10-17

De roeping van Amos.

In die dagen stuurde Amasja, de priester van Betel, deze boodschap aan Jerobeam, de koning van Israël: ‘Amos hitst de Israëlieten tegen u op; het volk zal geen weerstand aan zijn woorden kunnen bieden. Hij zegt dat u, Jerobeam, door het zwaard zult sterven en dat Israël van zijn grond zal worden verbannen.’ 
Daarna zei Amasja tegen Amos: ‘Ziener, verdwijn! Ga terug naar Juda en verdien daar je brood, ga daar maar profeteren. Hier in Betel mag je niet langer profeteren, want dit is het heiligdom van de koning, dit is de koninklijke tempel.’ 
Maar Amos antwoordde: ‘Ik ben helemaal geen profeet, en ook geen leerling van een profeet. Ik ben veeboer en vijgenteler. Maar de Heer heeft me achter mijn schapen vandaan gehaald, en het is de Heer die tegen me heeft gezegd: “Ga naar mijn volk Israël en profeteer daar.” Luister daarom naar de woorden van de Heer. Jij zegt dat ik niet mag profeteren in Israël, geen profeet mag zijn voor Isaaks volk. Daarom – zegt de Heer – zal je vrouw in de stad als hoer moeten leven, zullen je zonen en dochters sterven door het zwaard en zal je land in stukken worden verdeeld. Jijzelf zult op onreine grond sterven en Israël zal van zijn grond worden verbannen.’


Psalm 19, 8-11

Refr.: De voorschriften van de Heer zijn waarachtig, rechtvaardig, geheel en al.

De wet van de Heer is volmaakt:
levenskracht voor de mens.
De richtlijn van de Heer is betrouwbaar:
wijsheid voor de eenvoudige.

De bevelen van de Heer zijn eenduidig:
vreugde voor het hart.
Het gebod van de Heer is helder:
licht voor de ogen.

Het ontzag voor de Heer is zuiver,
houdt stand, voor altijd.
De voorschriften van de Heer zijn waarachtig,
rechtvaardig, geheel en al.

Ze zijn begeerlijker dan goud,
dan fijn goud in overvloed,
en zoeter dan honing,
dan honing vers uit de raat.


Vers voor het evangelie

Alleluia.
Spreek, Heer, uw dienaar luistert;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Matteüs 9, 1-8

Dat God zonden kan vergeven en zieken kan genezen is nog wel aanvaardbaar als wij in Hem geloven. Dat Hij deze macht ook gegeven heeft aan mensen lijkt ons vaak niet aanvaardbaar. Toch is het bij ons een geloofsovertuiging dat Jezus deze macht gaf aan zijn Kerk.

Jezus stapte weer in de boot en stak over, terug naar zijn eigen stad. Daar brachten een paar mensen een verlamde bij Hem op een draagbed.
Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Houd moed, mijn kind, uw zonden zijn u vergeven.’ 
Daarop zeiden enkele schriftgeleerden bij zichzelf: Die man slaat godslasterlijke taal uit! 
Jezus doorzag hun gedachten en zei: ‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’
Toen zei Hij tegen de verlamde: ‘Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ 
En hij stond op en ging naar huis. 
Toen de mensen dit zagen, werden ze van ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die Hij aan mensen verleent.

Van Woord naar leven

Terecht zeggen de Schriftgeleerden dat niemand zonden kan vergeven, behalve God. Daar zat het probleem niet. Probleem is dat ze in Jezus niet de Messias herkennen, God die mens geworden is onder ons. Moesten ze in Hem de Messias erkennen zouden ze voor zijn voeten neervallen smekend of Hij hun zonden zou vergeven.

Iets soortgelijks maken we mee de dag van vandaag met de biecht. Moesten de mensen geloven dat het wel degelijk God is (die doorheen de priester in naam van Jezus) zonden vergeeft, zou men – bij wijze van spreken – in lange rijen aanschuiven om te gaan biechten.

Het gaat om geloof; geloof in Jezus. In Hem God zien die mens geworden is onder ons.
Het gaat om het geloof in het priesterambt; Jezus die, in eenheid en in naam van God, doorheen de priester zonden vergeeft.

Waarom doen we,  wat de biecht betreft, zo moeilijk, denk ik soms. De biecht, het sacrament van verzoening, is zo’n mooi en rijk gebeuren. Als je beseft dat je na een biecht weer helemaal ‘zuiver’ bent, dat de Heer je persoonlijk is komen aanraken, dat Hij je op weg heeft gezet van innerlijke genezing,… Mooi toch. Om diep dankbaar te zijn. De biecht is het teken bij uitstek van Gods barmhartigheid aan de Kerk gegeven.

Als kerkgemeenschap zouden we dit sacrament nieuw leven moeten inblazen, los van mogelijk negatieve ervaringen waar (naar het schijnt) veel mensen in het verleden mee te kampen hebben gehad. Laten we de biecht fenomenologisch bekijken; vanuit het fenomeen, vanuit het wezen van de biecht, los van allerlei negatief gedoe. De biecht dus weer in zijn schoonheid ontdekken en ontvangen. Ik vermoed dat dit de Kerk, en dus de samenleving, in onze streken alleen maar goed zal doen.

En natuurlijk mogen, of moeten, we ook elkaar vergeven, absoluut. Als christen mag je dat in zekere zin zelfs doen in naam van Jezus; waarom niet? Al is dit laatste dan geen sacrament in de strikte zin van het woord, het heeft toch iets sacramenteels, omdat het met Jezus te maken heeft die ons heeft verlost en vergeven; Jezus die oproept daarom ook elkaar te vergeven.

Het evangelie van vandaag leert ons ook dat zonde ziek maakt, en dat vergeving krijgen geneest. Laten we ons als kinderen werpen in de armen van de Heer, in Gods barmhartigheid, al dan niet via een biecht, om – opgestaan in Hem – Gods liefde te zingen, doorheen al ons doen en laten.

Een mooie donderdag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
mogen wij, mensen, Jezus erkennen als uw Zoon; Gijzelf die mens geworden zijt onder ons. Mogen meer en meer mensen Hem zo meedragen in hun hart, om, verenigd met Hem, en dus met U, de weg van uw Liefde te gaan, van U vergeving krijgend, uw vergeving schenkend.
In zijn naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.