zondag 7 in de paastijd – C
Uit de Handelingen van de Apostelen 7, 55-60
Gedurende de hele paastijd hebben wij langdurig stilgestaan bij Christus, die verrezen is uit de dood, en de Kerk die geboren is uit het paasgeloof. Zoals de Meester werd vervolgd, zo zullen ook zijn leerlingen vervolgd worden. Stefanus is de eerste getuige van Christus. Ter dood gebracht buiten de stad, vergeeft hij zijn beulen en schouwt de heerlijkheid van de Gekruisigde.
Vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond, en hij zei: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’
Maar ze schreeuwden en tierden, hielden hun handen voor hun oren en stormden met zijn allen op hem af.
Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen gaven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heette.
Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’
Hij viel op zijn knieën en riep luidkeels: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’
En na deze woorden stierf hij.
Gezonden antwoordpsalm 97
(tekst onder geluidsfragment)
Refr.: De Heer is Koning. Hij is de allerhoogste!
De Heer is Koning, de aarde mag juichen,
blij zijn de landen rondom de zee.
Recht en gerechtigheid dragen zijn troon.
De hemel verkondigt zijn heiligheid,
en alle volken aanschouwen zijn glorie.
Voor Hem werpen werpen alle goden zich neer.
Want heel de aarde staat onder uw macht,
Gij zijt de hoogste der goden.
Uit het boek Apocalyps 22, 12-14 + 16-17 + 20
De Kerk kent slecht één gebed, het gebed dat de Geest haar ingeeft: “Kom Heer Jezus”. Moge Christus spoedig terugkomen. Hij is immers het laatste woord van de geschiedenis, het einddoel van alles, de bruidegom van heel de mensheid en het water dat elk verlangen laaft. De wederkomst van Christus laat op zich wachten. Wij weten het. Pasen, dat de wereld moet brengen aan de poorten van de Stad, duurt lang.
Ik, Johannes hoorde een stem, die tot mij sprak:
‘Ik kom spoedig, en heb het loon bij me om iedereen te belonen naar zijn daden. Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde. Gelukkig zijn zij die hun kleren wassen: zij kunnen over de levensboom beschikken en zullen de stad door de poorten binnengaan. Ik, Jezus, heb mijn engel gestuurd om jullie deze dingen bekend te maken voor de gemeenten. Ik ben de telg van David, zijn nakomeling, de stralende morgenster.’
De Geest en de bruid zeggen: ‘Kom!’ Laat wie luistert zeggen: ‘Kom!’ Laat wie dorst heeft komen; laat wie dat wil vrij drinken van het water dat leven geeft.
Hij die van deze dingen getuigt, zegt: ‘Ja, Ik kom spoedig!’
Amen. Kom, Heer Jezus!
Vers voor het evangelie (Joh. 14, 18)
Alleluia.
Ik laat jullie niet als wezen achter,
zegt de Heer.
Ik kom bij jullie terug.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Johannes 17, 20-26
Voor zijn lijden en dood, verenigd met zijn Vader wiens heerlijkheid Hij deelt, spreekt Jezus, de enige en waarachtige hogepriester, ten beste voor de gelovigen van alle tijden. Dat allen één zijn. Als Christus, de gezondene van de ene en ware God, de bron is van hun eenheid, dan zullen alle mensen verstaan dat deze eenheid mogelijk is.
In die dagen sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad:
‘Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij: Ik in hen en U in Mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals u Mij liefhad.
Vader, U hebt hen aan Mij geschonken, laat hen dan zijn waar Ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die U Mij gegeven hebt omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd. Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en zij weten dat U Mij hebt gezonden. Ik heb hun uw naam bekendgemaakt en dat zal Ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.’
Van Woord naar leven
De lezingen van deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren bevatten gebeden of zijn één en al gebed. Het biddend karakter van het Woord nodigt ons als het ware uit deelgenoot te worden van haar, om, vanuit het Woord, mede biddend in deze wereld te staan, alle mensen en de hele schepping neerleggend in de schoot van de Vader, en wel in naam van Christus.
Allereerst de psalm, die zoals elke psalm, puur gebed is. Met psalm 97 voegen we ons bij het eeuwenoude gebed van het Gods volk dat in alle tijden opnieuw, in goede en kwade dagen, Gods lof blijft zingen: ‘De Heer is Koning, de aarde mag juichen… Voor God werpen werpen alle goden zich neer…’. Hoewel er nog vele afgoden zijn die spartelen en zich weren als een duivel in een wijwatervat. Ja, jammer genoeg worden er in onze wereld nog vele afgoden aanbeden; zoveel andere bazen dan koning Jezus die het leven beheersen van velen, en hoe dikwijls ook nog dat van ons. Wie de verrezen Christus echter ten diepste in zich welkom heet zal ervaren dat al deze goden door Hem onttroond zijn. Dat zingen we uit in psalm 97.
En dan de eerste lezing uit de Handelingen. Op het moment dat Stefanus gestenigd wordt ziet hij Jezus staan aan Gods rechterhand. Dit visioen drukt uit wat we vorige donderdag met Hemelvaart vierden: dat Jezus de dood heeft overwonnen en meteen ook alle afgoden. Alleen de liefde is de uiteindelijke werkelijkheid die stand houdt in heel onze vergankelijke schepping.
In zijn navolging van de Heer brengt Stefanus ons weer bij Pasen: hij sterft een gewelddadige dood; zoáls Jezus en omwille van zijn vriendschap met Jezus.
‘Vervuld van de heilige Geest’, zo beschrijft de lezing hem. En inderdaad, in dezelfde Geest van Jezus bidt hij: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’, en ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’. Hij zou ook om wraak kunnen bidden, maar net zoals Jezus doet hij dat niet, integendeel. Hij bidt dat God hen mag vergeven. Stefanus houdt van zijn moordenaars, zoals Jezus dat deed. Ook zij zijn en blijven kinderen van God, ook al dwalen ze. En uit liefde bidt hij om vergiffenis.
Ook wij kennen, in zekere zin, vijanden in ons leven. Beminnen wij hen, zegenen wij hen, vergeven wij hen,… zoals het evangelie vraagt? Of zijn we uit op wraak?
En dan de lezing uit de Apocalyps. Het boek eindigt, en daarmee de hele Bijbel, met de biddende woorden: ‘Kom, Heer Jezus!’ Het is leven en bidden in het diepe besef dat we de Heer nodig hebben indien we de Blijde Boodschap gestalte willen geven in ons leven. Hij, en enkel Hij, zal ons redden en bevrijden van elke vorm van egoïsme en andere zondigheid. Met ons, zal Hij ons brengen tot al wat broos en arm is in de wereld, met een liefde die enkel God eigen is. Verteerd in Hem zullen we zorgzame mensen worden voor mens en schepping. Het ‘Kom, Heer Jezus’ zou een soort mantra moeten zijn die voortdurend in ons hart opwelt.
En dan het evangelie dat ons binnen voert in het gebed van Jezus zelf. ‘Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in Mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden.’ Jezus bidt niet enkel voor de leerlingen, voor zijn volgelingen, voor ons, maar ook voor al wie dankzij ons getuigenis hun vertrouwen stellen in Hem. Dit is een duidelijke en niet mis te verstane oproep aan ons adres. We zijn geroepen en gezonden de Blijde Boodschap gestalte te geven en daardoor getuigenis af te leggen van Gods liefde en goedheid, en dit doorheen daad en woord, mét de hoop en de bedoeling dat daardoor mensen God leren kennen, en ’tot geloof’ komen. Ja, dit behoort wezenlijk tot ons Kerk-zijn. Daarvoor moeten we durven uit onze catacomben komen, weg uit onze comfortzones. Zout en licht zijn in de wereld… weet je wel?
‘Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij: Ik in hen en U in Mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals u Mij liefhad.’ Jezus bidt dat de mensen één zouden zijn, en wel in de eenheid die Hem met de Vader verbindt, zodat de wereld begrijpt dat Hij in liefde door de Vader gezonden is met de bedoeling dat de mensheid deelgenoot zou worden aan Gods liefde.
De ambitie van Jezus is dat de wereld, dat alle mensen en alle volkeren beseffen dat er een God is die ons allemaal liefheeft, en dat we ophouden te denken dat we er alleen voor staan. De Heer is met ons, onder ons, in ons; als degene die ons trekt in de liefde van en tot de Vader.
Zowel de psalm als de drie lezingen voeren ons binnen in een authentiek Bijbels bidden. Laten we dit niet nabootsen. Dat zou ons voeren tot oppervlakkigheid waarin nauwelijks diepgang vervat zit. Wanneer we bidden, laat ons dit doen in de heilige Geest. De Geest die ons beloofd is, de Geest om wie we bidden, is tegelijk ook de Geest die ons doet bidden. Hij, en enkel Hij, doet ons bidden in Christus. Christelijk gebed vraagt om authenticiteit.
We zitten midden de noveen van Pinksteren. Laten we ons met hart en ziel openen voor Gods Geest. Moge Hij de bezieler zijn / worden van ons leven, van ons gebed, van ons hele zijn.
Met een genegen groet,
kris
Vandaag liet ik me inspireren door Vincenzo Paglia, uit het boek ‘Het Woord van God elke dag, 2022’
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: zondag 7 van de paastijd – C (van-woord-naar-leven.blogspot.com)
Laten wij bidden
Vader,
Mogen allen één zijn, zoals Gij in Christus zijt en Hij in U. Mogen wij zo in Jullie zijn, opdat de wereld moge geloven dat Gij Jezus gezonden hebt.
Door Christus, onze Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.