dinsdag in week 5 van de paastijd
Uit de Handelingen van de Apostelen 14, 19-28
We lezen over de eerste missiereis van Paulus en Barnabas. Beiden sporen de jonge christengemeenten aan in het geloof te volharden en ondanks vele kwellingen het Rijk Gods binnen te gaan. Verantwoordelijke leiders zullen onder hen de eenheid bevorderen. Bij hun thuiskomst melden de apostelen hoe God door hen de poort van het geloof geopend heeft voor de heidenen.
Na verloop van tijd kwamen er Joden uit Antiochië en Ikonium die de mensen ompraatten. Ze stenigden Paulus en sleepten hem vervolgens de stad uit, in de veronderstelling dat hij dood was. Maar toen de leerlingen om hem heen waren gaan staan, kwam hij overeind en ging de stad weer in. De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe.
In Derbe verkondigden Paulus en Barnabas het evangelie en ze maakten er veel leerlingen. Daarna keerden ze terug naar Lystra en vervolgens naar Ikonium en Antiochië.
Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop ‘dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan’. In elke gemeente stelden ze oudsten aan, en na gevast en gebeden te hebben bevalen ze hen aan bij de Heer, in wie ze nu geloofden.
Na hun reis door Pisidië kwamen ze in Pamfylië, waar ze in Perge Gods boodschap verkondigden. Vervolgens reisden ze verder naar Attalia.
Van daar gingen ze per schip naar Antiochië, de stad waar ze aan Gods genade waren toevertrouwd toen hun de taak was opgelegd die ze nu hadden volbracht.
Daar aangekomen riepen ze de gemeente bijeen en brachten verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht. Ze vertelden hoe Hij voor alle volken de deur naar het geloof had geopend.
Ze bleven nog geruime tijd bij de leerlingen.
Psalm 145, 10 + 11 + 12 + 13 + 21
Refr.: Laten al uw schepselen spreken over uw machtige werken.
Laten al uw schepselen U loven, Heer,
en uw getrouwen U prijzen.
Laten zij getuigen
van de luister van uw koningschap,
spreken over uw machtige werken.
Laten zij aan de stervelingen
uw machtige daden verkondigen,
de glorie en de glans van uw koningschap:
‘Uw koningschap omspant de eeuwen,
uw heerschappij omvat alle geslachten.’
Laat zó mijn mond
de lof spreken van de Heer,
en alles wat leeft
zijn heilige Naam prijzen,
tot in eeuwigheid.
Vers voor het evangelie (Joh. 10, 14)
Alleluia.
Ik ben de goede herder,
zegt de Heer.
Ik ken mijn schapen
en mijn schapen kennen Mij.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Johannes 14, 27-31
De Heer geeft zijn vrede. Hoe ouder een mens wordt, des te meer hij inziet dat de ware vrede en rust van het hart wellicht pas na de dood voor ons zijn weggelegd. Toch geeft Jezus zijn vrede nu reeds. Wat er ook gebeurt in ons leven, die vrede, die rustige zekerheid, moet steeds de bovenhand hebben over onrust en twijfel.
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet. Jullie hebben toch gehoord dat Ik zei dat Ik wegga en bij jullie terug zal komen? Als je Me liefhad zou je blij zijn dat Ik naar mijn Vader ga, want de Vader is meer dan Ik.
Ik vertel jullie dit nu, voordat het gebeurt, zodat jullie het geloven wanneer het zover is. Ik kan niet lang meer met jullie spreken, want de heerser van deze wereld is al onderweg. Hij heeft geen macht over Mij, maar zo zal de wereld weten dat Ik de Vader liefheb en doe wat de Vader Me heeft opgedragen.
Kom, laten we hier weggaan.’
Van Woord naar leven
Jezus zegt ons vandaag: ‘Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan.’
De Heer vraagt niet of wij zijn vrede willen. Hij geeft en schenkt ons zijn vrede. Hij laat haar ons na. En, een geschenk van de Heer kan men toch niet afwijzen…?
Dikwijls denken we dat we Gods vrede moeten zoeken. Enerzijds is dat natuurlijk waar, anderzijds ook niet.
Het is niet waar, omdat wat gegeven wordt niet moet gezocht worden. Gods vrede wordt ons gegeven. De levenskunst bestaat erin ons te ruste te leggen in deze vrede, om, door haar opgenomen, vanuit haar te leven.
Anderzijds moeten we haar ook zoeken, in de zin dat het een act van ons vraagt om ons te ruste te leggen in haar. Dat vraagt een houding, een levenshouding, een biddende houding. Het vraagt liefde voor gebed, voor stilte, voor tijd, voor woestijn, voor geduld.
Vanuit deze gekregen vrede mogen we – ieder individueel, als lokale gemeenschap, en als Kerk – de dingen doen die we te doen hebben, mogen we mensen ontmoeten, werken, ontspannen, ons verwonderen,…
Wie Gods Vrede kan bewaren zal zich niet zo snel van de wijs laten brengen. Of om het met woorden van Paulus te zeggen: Niets zal hem nog kunnen scheiden van de liefde van Christus. (Rom. 8, 35)
Moge Gods Vrede de bedding zijn van deze dag, waardoor we in de Heer blijven; zijn liefde zingend doorheen gebed en daad.
Een gezegende dinsdag,
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer Jezus, goede Broer,
Gij zijt niet gekomen om God te verengen tot de menselijke maat, maar om de mens te verruimen tot Gods maat. Daarom geeft Gij ons uw Vrede, opdat wij vanuit uw Geest U gelovig kunnen begrijpen. Open ons hart voor deze vrede, opdat wij vanuit dit rijk geschenk uitdragers mogen zijn van Gods onmetelijke goedheid, en wel in waarheid.
In uw naam.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.