Lezingen van de dag – donderdag 20 aug. 2015
DONDERDAG IN WEEK 20 DOOR HET JAAR
Uit het boek Rechters 11, 29-39a
De Israëlieten kwamen maar moeilijk los uit het heidendom. Hier vinden wij er een voorbeeld van. Jefta doet een onbezonnen belofte aan de Heer en omdat Hij die belofte wil houden, brengt hij zijn dochter een offer.
In die dagen werd Jefta gegrepen door de geest van de Heer. Hij trok door heel Gilead en Manasse, ging daarna weer terug naar Mispa in Gilead en trok van daar op tegen de Ammonieten. Hij beloofde de Heer: ‘Als U de Ammonieten aan mij uitlevert, dan zal het eerste dat me bij mijn behouden thuiskomst tegemoet komt voor U zijn; dat zal ik als brandoffer aan U opdragen.’ Toen trok hij op tegen de Ammonieten en bond de strijd met hen aan, en de Heer leverde ze aan hem uit. Jefta sloeg hen terug van Aroër tot Minnit en Abel-Keramim en nam daarbij niet minder dan twintig steden in. Zo bracht hij een zware nederlaag toe aan de Ammonieten, die het hoofd moesten buigen voor de Israëlieten.
Toen Jefta terugkwam in zijn woonplaats Mispa, werd hij met reidansen en trommelspel verwelkomd. Zijn dochter ging voorop. Zij was zijn enige kind, andere zonen of dochters had hij niet. Meteen toen hij haar zag scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de Heer een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.’ ‘U hebt de Heer een gelofte gedaan, vader,’ antwoordde ze. ‘Nu Hij u gewroken heeft op uw vijanden, de Ammonieten, moet u met mij doen zoals u hebt beloofd. Maar dit wil ik nog vragen: gun me voordat u uw gelofte ten uitvoer brengt nog twee maanden tijd, zodat ik met mijn vriendinnen de bergen in kan trekken om erover te treuren dat ik nooit iemands vrouw zal zijn.’ ‘Goed,’ zei Jefta, en hij liet haar voor twee maanden de bergen in gaan om met haar vriendinnen om haar maagdelijkheid te treuren. Toen die twee maanden voorbij waren keerde ze naar haar vader terug, en hij bracht zijn gelofte ten uitvoer.
Psalm 40, 5 + 7-10
Refr.: Uw wil te doen, mijn God, verlang ik.
Gelukkig de mens
die vertrouwt op de Heer
en zich niet keert tot hoogmoedigen,
tot hen die verstrikt zijn in leugens.
Offers en gaven verlangt U niet,
brand- en reinigingsoffers vraagt U niet.
Nee, U hebt mijn oren voor U geopend
en nu kan ik zeggen: ‘Hier ben ik,
over mij is in de boekrol geschreven.’
Uw wil te doen, mijn God, verlang ik,
diep in mij koester ik uw wet.
Wanneer het volk bijeen is,
spreek ik over uw rechtvaardigheid,
ik houd mijn lippen niet gesloten,
U weet het, Heer.
Uit het evangelie volgens Matteüs 22, 1-14
De eerst geroepenen hebben de uitnodiging van de profeten niet aanvaard. De volgenden verwierpen de oproep van Christus en van de apostelen. Maar het feest gaat toch door. Want iedereen is welkom. Als wij ons maar met Christus bekleden en zo de vruchten van de Geest voortbrengen.
Jezus nam het woord en sprak tot de hoogepriesters en de oudsten van het volk:
‘Het is met het Koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaren erop uit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen. Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: ‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’” Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. De overigen namen zijn dienaren gevangen, mishandelden en doodden hen.
De koning ontstak in woede en stuurde zijn troepen erop af, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken.
Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de gasten waren het niet waard genodigd te worden. Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt.”
De dienaren gingen de straat op en brachten zo veel mogelijk mensen samen, zowel goede als slechte. En de bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd.
Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: “Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren.”’
Van Woord naar leven
De parabel van vandaag plaatst ons voor een feestende God, die blijde en gelukkige mensen rond zich heen wilt, mensen die houden van Hem en dus van elkaar. Het gaat hier over een God die zijn kinderen de vreugde van de hemel wilt schenken, mensen die delen in zijn oneindig geluk. De parabel spreekt over een feest waar God zijn mensen toe uitnodigt. Op dat feest wil hij blijde en dankbare mensen die van harte zijn ingegaan op zijn uitnodiging tot een liefdevol leven zoals Hij het bedoelt.'Maar zij wilden niet komen.' Er zijn altijd mensen die Gods uitnodiging afslaan. Ze denken dat ze het beter weten. Ze zijn zo met zichzelf en met hun eigen zaken bezig dat ze geen tijd en geen zin hebben om te komen. Eigenlijk weten ze niet wat ze missen. Ze kiezen citroenen voor appelen. Ze rekenen op hun eigen stad, maar die stad wordt in brand gestoken.'Hij zag iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had.' Er zijn ook mensen die wel komen, maar niet van harte. Dit soort gasten zijn lijfelijk aanwezig, maar niet in de diepte. Ze voelen zich niet thuis omdat hun hart afwezig is. Hun lichaam is er maar ze hebben zich niet gekleed met de liefde van de Heer. Wie zo aanwezig is, of eigenlijk afwezig, kan niet blijven. Ze vallen op door hun 'niet gekleed zijn' en moeten (voorlopig) maar terug daar waar hun hart is.'De dienaren gingen de straat op en brachten zo veel mogelijk mensen samen, zowel goede als slechte. En de bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd.' En dan zijn er ook mensen die van harte komen en van harte meedoen. Die gasten laten zich meeslepen door Gods diepe vreugde, én dat van al die anderen. Zij zijn eveneens blij omdat God iedereen heeft uitgenodigd en niet alleen maar de zogenaamde braven, de rechtvaardigen, maar juist ook al de anderen. Zelfs ons, die weinig of geen verdiensten hebben, wij die dikwijls met de wonden zitten die het leven ons heeft nagelaten. Het zijn die gasten die blij zijn omdat ze voor God mogen staan, een God die zoveel verder gaat dan voorkeur en afkeuring. Een God die alles en iedereen nieuw maakt, zelfs mensen van wie zij het amper kunnen geloven. Een God die de woorden schuldig en onschuldig in de mond neemt, en toch tegen iedereen zegt: 'Kom binnen, wees welkom, wees hier thuis en verheug u met mij.'Het zijn gasten die ten diepste blij zijn omdat ze ondanks alles van aangezicht tot aangezicht de God ontmoeten die schepper is van alle leven, die hen aller Vader is, die de lucht is die zij inademen, die hen aanvaardt met licht en donker, die hen vrijspreekt moesten ze zichzelf veroordelen, die hen accepteert moesten ze zichzelf afwijzen, die hen liefheeft moesten ze zichzelf verwerpen, die op hen zijn hoop stelt terwijl zij dikwijls wanhopen. Een God die alle tranen wist en zo graag het hemels glas wil heffen op dat diepe geluk dat z'n oorsprong vindt in Hem zelf doorheen zijn Zoon in de liefde van zijn Geest.Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.Laten wij bidden
Goede God, Gij nodigt ons uit op uw feest. Geef dat wij ons mogen bekleden met de liefde van Christus, uitkijkend naar het feest dat Gij voor ieder mensenkind bereidt. Wek in ons het verlangen naar U in het nu en naar de toekomst toe. Kom heilige Geest, verwarm ons hart. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.