woensdag in week 30 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 8, 26-30

De kracht en het gebed van de Geest kunnen ons optrekken tot op de hoogte van het plan van God met de mensen. Paulus vat het hier nog eens samen. Wat God van tevoren reeds kende, wat Hij van tevoren heeft bestemd, wie Hij heeft geroepen,…

Broeders en zusters,
de Geest komt onze zwakheid te hulp; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. 
God, die ons hart doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen, want de Geest pleit voor de heiligen overeenkomstig Gods wil. En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede. 
Wie Hij van tevoren heeft uitgekozen, heeft Hij ook van tevoren bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon, die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters. Wie Hij hiertoe heeft bestemd, heeft Hij ook geroepen; en wie Hij heeft geroepen, heeft Hij ook vrijgesproken; en wie Hij heeft vrijgesproken, heeft Hij ook laten delen in zijn luister.

Psalm 13, 4 + 5 + 6

Refr.: Heer, mijn God, ik reken op uw genade.

Zie mij, antwoord mij, Heer, mijn God!
Verlicht mijn ogen, dat ik niet in doodsslaap wegzink.

Laat mijn vijand niet roepen: ‘Ik heb hem verslagen,’
mijn belagers niet juichen omdat ik bezwijk.

Ik vertrouw op uw liefde:
mijn hart zal juichen omdat U redding brengt.

Ik zal zingen voor de Heer,
Hij heeft naar mij omgezien.

Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer,
dat wij ons richten naar uw woord.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 13, 22-30

Lucas geeft drie korte parabels bij de opgang van Jezus naar Jeruzalem. Ee parabel van de nauwe poort, de parabel van de gesloten deur en de parabel over het toegelaten worden tot het Koninkrijk. Hij wil beroep doen op onze persoonlijke inzet, want er komt een tijd dat het te laat is.

Op weg naar Jeruzalem trok Jezus verder langs steden en dorpen, terwijl Hij onderricht gaf. 
Iemand vroeg Hem: ‘Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?’ Hij antwoordde: ‘Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan, want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen. Als de heer des huizes eenmaal is opgestaan en de deur heeft gesloten, en jullie staan buiten op de deur te kloppen en roepen: “Heer, doe open voor ons!”, dan zal hij antwoorden: “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?” Jullie zullen zeggen: “We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze straten onderricht gegeven.” Maar hij zal tegen jullie zeggen: “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? Weg met jullie, onrechtplegers!” Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten wordt. Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aanliggen bij het feestmaal in het koninkrijk van God. 
En bedenk wel: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.’

Van Woord naar leven

‘Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?’

Al bekennen we het zelf niet vlug, toch zijn we af en toe ook bezig met deze vraag. We zouden graag willen weten of we op de wachtlijst naar de hemel staan.

Jezus ziet deze vraag een beetje als een kinderlijke vraag, naïef en niet zo verstandig. Want Hij antwoordt erop als een vader tot zijn kind, geduldig maar toch vermanend: ‘Begin alvast maar je best te doen en dan zullen we verder wel zien’. ‘Doe alle moeite… ‘ Jezus antwoordt naar de maat van onze vraag. God is een verstandige Vader. Hij kent zijn kinderen. Hij weet, dat wij, als gelovigen, vaak te laat komen, als de deur gesloten is.

Toch heeft Hij het ons anders geleerd. We zouden er als eersten bij moeten zijn om de wil te doen van de Vader in de hemel en om de nood te lenigen van de mensen op aarde. Vaak zijn we echter de eersten om onze eigen wil en zin door te drijven, en de laatste om zijn wil te laten geschieden. Zo uitgebreid zijn we dikwijls met onszelf bezig dat de nauwe deur waarover sprake is in het evangelie voor ons een flessenhals wordt waarin we onherroepelijk vastlopen. ‘…want velen, zeg Ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen.’

God is een Vader met doorzicht. Hij is onze excuses voor. Hij kent de argumenten en doorziet de uitvluchten waarmee we voor de dag komen om onze fouten wit te wassen. Hij verklaart ze bij voorbaat ongeldig. Weer is zijn antwoord: ‘Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan?’ ‘Weg met jullie’.

Geloof wordt ongeloof als wij het met God op een koopje willen gooien. Op zondag aanzitten aan de tafel van de Heer verschaft ons niet automatisch een visum voor de eeuwigheid. Want het Lichaam dat wij nuttigen, en het Bloed dat wij drinken, is werkelijke goddelijke vitamine. Het moet leven en vrucht dragen als wij van de tafel van de Heer worden weggezonden naar het leven van iedere dag. Zijn onderricht is nutteloos als het geen vlees en bloed wordt in ons dagelijks doen en laten.

De overweging van vandaag is ontleend aan ‘Bezinningen bij Gods Woord van dag tot dag’, door de norbertijnen van de Abdij Postel, uitgegeven bij © Brepols.

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
tot iedereen richt Gij uw Blijde Boodschap, en alle mensen wilt Gij verzamelen tot uw ene volk. Breek onze weerspannigheid, ban de ongerechtigheid uit ons leven, buig onze nee-woorden om in uw ja-woord, zodat Gij ons als uw kinderen kunt toelaten in uw rijk van eeuwige Liefde.
In Christus’ naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.