vrijdag in week 25 door het jaar
Uit de profeet Haggai 1, 15b – 2,9
De tempel die de Israëlieten bouwden na de ballingschap was heel wat bescheidener dan de rijke en grootse tempel van Salomo. De profeet Haggai zinspeelt hierop. Maar hij verlegt tegelijk hun aandacht naar een andere tempel: zij zelf. God zal onder hen wonen in de mensen. Dat zal in Christus waarheid worden.
In het tweede regeringsjaar van koning Darius, op de eenentwintigste dag van de zevende maand, sprak de Heer opnieuw bij monde van de profeet Haggai. Hij droeg hem op:
‘Zeg tegen Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tegen Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en tegen wie er van het volk nog over zijn: “Wie van jullie heeft deze tempel nog in zijn vroegere luister gezien? En hoe ziet hij er nu uit? Jullie denken zeker dat het niets meer kan worden!”
Maar houd vol, Zerubbabel – spreekt de Heer –,houd vol, Jozua, zoon van Josadak en hogepriester; jullie allen, bewoners van dit land, houd vol! – spreekt de Heer. Werk door, Ik ben bij jullie – spreekt de Heer van de hemelse machten.
Dat heb Ik jullie beloofd toen jullie wegtrokken uit Egypte; Ik zal steeds in jullie midden aanwezig zijn, wees dus niet bevreesd.
Want dit zegt de Heer van de hemelse machten: Nog een korte tijd, een ogenblik slechts, en Ik zal de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven. Alle volken breng Ik in beroering, hun schatten zullen mij toevallen en mijn huis zal Ik vullen met pracht en rijkdom – zegt de Heer van de hemelse machten.
Het zilver is voor mij en het goud is voor mij – spreekt de Heer van de hemelse machten.
De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen – zegt de Heer van de hemelse machten, en van hieruit zal Ik jullie vrede en voorspoed geven – spreekt de Heer van de hemelse machten.’
Psalm 43, 1-4
Refr.: God, leid mij naar de plaats waar U woont.
Verschaf mij recht, o God,
vecht voor mijn zaak.
Bescherm mij tegen
een liefdeloos volk, vol list en bedrog.
U bent toch mijn God, mijn toevlucht,
waarom wijst U mij af,
waarom ga ik gehuld in het zwart,
door de vijand geplaagd ?
Zend uw licht en uw waarheid,
laten zij mij geleiden
en brengen naar uw heilige berg,
naar de plaats waar U woont.
Dan zal ik naderen tot het altaar van God,
tot God, mijn hoogste vreugde.
Dan zal ik U loven bij de lier,
God, mijn God.
Uit het evangelie volgens Lucas 9, 18-22
De leerlingen hadden tot het midden van Jezus’ openbaar leven het geheim van zijn zending nog niet begrepen. Nu daagt Hij hen uit een standpunt in te nemen tegenover Hem en de gangbare meningen. Als zij hebben bekend dat Hij de messias is, dan insisteert Hij dat Hij zijn taak zal uitoefenen door te dienen ten einde toe.
Toen Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij Hem waren, stelde Hij hun de vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’
Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, maar anderen zeggen Elia, en weer anderen beweren dat een van de oude profeten is opgestaan.’
Hij zei tegen hen: ‘En wie ben Ik volgens jullie?’
Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden messias.’
Hij beval hun op strenge toon dat tegen niemand te zeggen.
Hij zei: ‘De Mensenzoon zal veel moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden worden verworpen en gedood, maar op de derde dag zal Hij uit de dood worden opgewekt.’
Van Woord naar leven
Hij zei tegen hen: ‘En wie ben Ik volgens jullie?’
Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden messias.’
Nadat Jezus aan de leerlingen vroeg wat de mensen zeggen wie of wat Hij voor hen was, stelde Hij deze vraag nu heel persoonlijk aan hen, waarop dan Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden messias’.
Bij Matteüs zegt Jezus er dan nog bij: ‘Gelukkig ben je, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel.’ (Mt. 16, 17)
Dit laatste, namelijk het geopenbaard zijn door de Vader, is van groot belang. Immers ook aan ons vraagt Jezus wie Hij voor ons is. En als we al antwoorden is het van belang dat we dit doen vanuit een innerlijke openbaring.
We zouden namelijk ook kunnen antwoorden vanuit ons allerindividueelste ikje, los van God. Antwoorden als ‘Jezus is voor mij enkel een voorbeeld, Hij komt mij interessant over, Hij is voor mij een soort licht, zijn boodschap heeft nog enige betekenis, Hij is een meester onder de vele meesters, Hij is voor mij een soort boeddha, ik doe mijn best en Hij doet de rest,…’, zijn woorden die misschien ‘iets’ zeggen over Hem, maar gewoonlijk omvatten ze lang niet wie de Heer in werkelijkheid, of in de diepte, is.
Trouwens, niet wat ik denk, of jij denkt, wie de Heer is, is van belang, maar wel wie Hij is voor u, voor mij, voor ons. Dat zijn twee verschillende zaken.
Om te kunnen zeggen wie Jezus is, moeten we een hart hebben dat zich opent voor Gods openbaring; een arm hart, een hart dat leeg is, een hart dat uitkijkt naar wat is.
Met andere woorden: we moeten leren stil zijn, en rustig. Stil om te kunnen luisteren, rustig om in vrede en geduld te kunnen ontvangen.
Justinus, uit de 2e eeuw, verwoordde het zo: ‘Je moet vooral bidden dat de deuren van het licht voor je worden geopend, want niemand kan zien en begrijpen, als God en Christus het hem niet mogelijk maken om te verstaan’.
Bonhoeffer (1906-1945) trekt dit nog verder open wanneer de mens, of de Kerk, meent te moeten spreken over Christus. Hij zegt: ‘Een leer over Christus begint met zwijgen. Het zwijgen van de Kerk is het zwijgen van het Woord. Over Christus spreken betekent zwijgen. Over Christus zwijgen betekent spreken. Als de Kerk op de juiste manier spreekt door op de juiste manier te zwijgen, dan verkondigt ze Christus.’
Met andere woorden: we kunnen God leren kennen door zijn Woord, door Christus ons gegeven. Maar we moeten dit Woord ontvangen vanuit een luisterende houding. Niet te snel invullen, maar diep luisteren, vanuit leegte en verlangen, om te kunnen ontvangen wat gegeven wordt.
Enkel dan zullen we kunnen ontmoeten; Hem ontmoeten. Want we zullen Hem maar ten diepste kunnen vinden wanneer we Hem kennen zoals Hij is. Maar nogmaals: wat ons kennen van Hem betreft hangt van Hem af, en niet van ons. Paus Benedictus XVI zei: ‘Wat we ook doen, indien Hij zich niet toont, zullen we nooit volledig tot bij Hem geraken’.
Moraal van het verhaal: laten we nooit te snel God, of Christus, invullen. Laten we, integendeel, met veel geduld en discipline, de stilte – die Gods stilte is – diep beminnen en koesteren, opdat we van Hem mogen ontvangen. Om vanuit deze ‘openbaring’ met hart en ziel tot Jezus te kunnen zeggen nadat Hij aan ons heeft gevraagd wie Hij volgens ons is: ‘Heer, Gij zijt de door God gezonden messias.’
En laten we dan, vanuit een innige verkering met Hem, nederig en moedig, Hem uitdragen: zijn liefde, zijn vrede, zijn barmhartigheid. Hij met ons, in ons, door ons.
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer,
moge uw Geest ons biddend hart begeleiden, opdat het leeg mag zijn, vol verlangen naar U, uitkijkend naar een innige verkering met U. Zo kunt Gij Uzelf openbaren, en kunnen wij ons schenken aan U zoals Gij in werkelijkheid zijt.
Kom heilige Geest. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.