Altijd onderweg

Geloven doe je onderweg, maar dan eerder in de betekenis van ‘tussendoor’

Door Kolet Janssen

‘De gelovige mens is altijd onderweg.’ Het klinkt als een gevleugelde uitspraak. Als een wijsheid waaraan niet te tornen valt. In het leven en in het geloof kun je jezelf nooit als ‘gearriveerd’ beschouwen.

Je blijft zoeken en groeien, je leven lang. Wie ben ik om dat in vraag te stellen?

Toch roept dat beeld bij mij stilaan de nodige wrevel op. Niemand wil zijn leven lang onderweg zijn zonder ooit thuis te komen. De Vliegende Hollander bleef eeuwig reizen omdat hij vervloekt was, niet uit vrije verkiezing. Bovendien moeten we in coronatijden inmiddels bijna alles onderweg doen: bij onszelf de moed erin houden, bijpraten met onze volwassen kinderen, van gedachten wisselen met vrienden, een buurtfeest plannen in de verre toekomst, een alternatief werkoverleg. Zelfs kerkelijke hoogdagen vieren we met een wandeling. We zijn stilaan veel meer onderweg dan ons lief is. Wanneer zullen we nog eens thuiskomen? Met zijn allen bij elkaar in eenzelfde ruimte kunnen zitten?

Samen het brood breken in alle betekenissen van het woord?

Geloven doe je inderdaad onderweg. Maar dan eerder in de betekenis van ‘tussendoor’. Zoals we alle belangrijke dingen in het leven onderweg en tussendoor doen: van iemand houden, voor iemand zorgen, je idealen delen. Je gaat er zelden echt voor zitten om dat eens een halve dag aan een stuk waar te maken. Het gebeurt allemaal onderweg, tussen het afruimen van de tafel en het strikken van de schoenveters, tussen het luisteren naar zoveelste oude verhaal van de buurvrouw en het klagen van de tienerdochter, tussen het ontmoedigende klimaatnieuws en de vlotte praatjes van mensen die moedwillig een goed initiatief saboteren uit eigenbelang.

En tussen dat alles door blijven geloven dat het kan. Dat is geloven onderweg.

Af en toe krijgen we zoals de Emmaüsgangers onverwacht gezelschap van iemand die de hoop weer in ons hart plant. Die ons de richting van Jezus uitwijst, een toekomst voor onze ziel en onze wereld.

De eerste christenen werden ‘mensen van de weg’ genoemd. Niet ‘mensen van het doel’ of ‘mensen van het Rijk Gods’ of zelfs ‘mensen van Jezus’. We zijn mensen van de weg, eeuwige probeerders. Vaak zoals in de processie van Echternach: drie stappen vooruit en twee achteruit. Soms verliezen we het doel haast helemaal uit het oog. Maar een kronkelweg is ook een weg, en met een omweg kom je er ook. Alleen duurt het wat langer.

Onderweg ontmoet je de hele wereld. Snelle en trage tochtgenoten.

Mensen die in dezelfde richting lopen en mensen die een andere kant uit gaan. Ook die laatsten kom je later soms toch weer tegen. Er zijn mensen die de weg volpraten met hun gedachten en gevoelens, en mensen die stil worden van wat ze zien en dat liefst zo houden. Mensen die een groot verdriet meetorsen en anderen die lichtvoetig over de paden huppelen. Allemaal over dezelfde wegen.

Misschien is dat van al dat wandelen en onderweg zijn de belangrijkste les: dat we allemaal hetzelfde willen, ook al gaan we er langs andere wegen naartoe. We zijn op zoek naar vrede en schoonheid, naar goedheid en vriendschap, naar zorg en solidariteit, naar respect en harmonie. Misschien zijn we daar met al ons wandelen toch een beetje dichterbij gekomen.

Bron: Kerknet.be