donderdag in week 2 van de veertigdagentijd

Uit de profeet Jeremia 17, 5-10

Niets is zo onbetrouwbaar als het hart. Daarom wordt hij, die uitsluitend op mensen vertrouwt, onvruchtbaar als een struik in dorre vlakte. Hij die op de Heer vertrouwt is als een boom geplant aan water, vol leven en vruchtbaarheid. Met deze vergelijking verplicht Jeremia zijn toehoorders een keuze te doen.

Dit zegt de Heer:
‘Vervloekt wie op een mens vertrouwt, wie zijn kracht ontleent aan stervelingen, wie zich afkeert van de Heer. Hij is als een struik in een dorre vlakte, hij merkt de komst van de regen niet op. Hij staat in een steenwoestijn, in een verzilt en verlaten land.
Gezegend wie op de Heer vertrouwt, wiens toeverlaat de Heer is. Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht.
Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen? Ik, de Heer, ben het die het hart doorgrondt, die nieren toetst, die ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft wat hij verdient.’

Psalm 1

Refr.: Red mij, Heer, door uw genade.

Gelukkig de mens
die niet meegaat met wie kwaad doen,
die de weg van zondaars niet betreedt,
bij spotters niet aan tafel zit,
maar vreugde vindt in de wet van de Heer
en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.

Hij zal zijn als een boom,
geplant aan stromend water.
Op tijd draagt hij vrucht,
zijn bladeren verdorren niet.
Alles wat hij doet komt tot bloei.

Zo niet de wettelozen!
Zij zijn als kaf dat verwaait in de wind.
Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,
zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.

De Heer beschermt de weg
van de rechtvaardigen,
de weg van de wettelozen loopt dood.

Uit het evangelie volgens Lucas 16, 19-31

In deze parabel plaatst Jezus een anonieme rijke tegenover de arme Lazarus, die op God blijft vertrouwen. Tussen beiden ligt een afgrond van onbegrip. Niemand kan een rijke helpen ontsnappen uit de egoïstische kring die hem omsloten houdt. De enige uitweg die God hem biedt is zijn bekering tot de ware liefde voor de armen.

Jezus sprak tot de Farizeeën:
‘Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten.
Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten.
Ook de rijke stierf en werd begraven. Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.”
Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.”
Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.”
Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren!”
De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.”
Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’

Van Woord naar leven

De eerste lezing, uit de profeet Jeremia, gaat op het eerste zicht nogal kort door de bocht. We lezen: ‘Vervloekt wie op een mens vertrouwt…’, en wat verder: ‘Gezegend wie op de Heer vertrouwt…’

Wilt dat zeggen dat een mens niet op een mens mag vertrouwen? Natuurlijk mag een mens op een mens vertrouwen. Elkaar vertrouwen geven, in beide richtingen, is immers mooi en edel. Daar is niets mis mee. Maar de vraag is: wat betekent dat ‘vertrouwen op iemand’? Een mens is maar echt te vertrouwen wanneer hij in ‘de waarheid’ staat, wanneer hij ‘de waarheid’ dient, wanneer hij in naam van ‘de waarheid’ leeft. De waarheid hier te verstaan als datgene wat God met de mens voorheeft, Gods wil, de weg die God met de mens wilt gaan. Wie de goedheid, en de liefde, en de vrede, van God vertegenwoordigt, mag uiteraard vertrouwd worden. Eigenlijk vertrouw je de Heer in die persoon; de Heer die belichaamd wordt door die persoon.

Wanneer Jeremia zegt dat je best niet op een mens vertrouwt, doelt hij op die mensen die los staan van die ‘waarheid’, los van de goedheid van God, zij die de leugen dienen, die leven vanuit het kwaad, die verdeeldheid zaaien, het ‘ik’ als god promoten, enfin… al die zaken die weinig of niets met God te maken hebben. Mensen die hun vertrouwen stellen op dit soort mensen ‘verlaten de Heer’, zegt Jeremia. Ze verwijderen zich van God, ze zullen van Hem vervreemden. Ze staan ‘in een steenwoestijn, in een verzilt en verlaten land’, om de woorden van Jeremia te gebruiken .

Wie echter op de Heer vertrouwt, of op hen die de Heer vertegenwoordigen, erkent dat de Heer zijn ‘toeverlaat’ is. Hij is, om nogmaals Jeremia aan te halen: ‘als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht.’

Verder roept Jeremia op tot voorzichtigheid, tot waakzaamheid. ‘Niets is zo onbetrouwbaar als het hart’, zegt hij. Het maken van een gezond onderscheid tussen wat van God komt en wat niet van Hem komt, is van fundamenteel belang, zowel in onszelf als in ons mogelijk toevertrouwen aan de ander.

Naar mijn inzien is een diep verankerd zijn in het Nieuwe Testament, dit gepaard met een gezond dagelijks gebedsleven, de sleutel bij uitstek om tot dit onderscheid te kunnen komen. Christus in U, zal u de gave van het onderscheid schenken. Daar mogen we op vertrouwen, daar mogen we om bidden, daar mogen we op gaan, daartoe zijn we gedoopt.

Mogen we met z’n allen, zo goed als mogelijk, beeld van God zijn voor elkaar, opdat we op mekaar mogen bouwen, en gemeenschap mogen vormen waarvan Christus zelf het fundament is, het levend hart van ons samen-zijn.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heilige Geest,
beziel ieder van ons. Wees de ziel van ons gebedsleven, de ziel van het overwegen van het Woord, de ziel van het maken van onderscheid tussen wat van God komt en wat niet. Neig ons hart in de richting van de Heer, opdat we, verankerd in Hem, met elkaar gemeenschap zouden vormen voor de wereld, voor elkaar, voor onze naasten.
Moge de liefde gevierd worden.
In Christus’ naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.