dinsdag na de Openbaring van de Heer

Uit de eerste brief van Johannes 4, 7-10

De ware liefde bestaat hierin dat God in Jezus ons het eerst heeft liefgehad. Als God in de mensen is, zullen zij zichtbare liefde worden. Waar échte liefde heerst, openbaart God zijn aanwezigheid onder de mensen.

Geliefde broeders en zusters,
laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt uit God voort. Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God.
Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde.
En hierin is Gods liefde ons geopenbaard: God heeft zijn enige Zoon in de wereld gezonden, opdat we door Hem zouden leven.
Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden.

Psalm 72, 1 + 2 + 3 + 4ab + 7 + 8

Refr.: Alle volken, prijs de Heer.

Geef, o God, uw wetten aan de koning,
uw gerechtigheid aan de koningszoon.

Moge hij uw volk rechtvaardig besturen,
uw arme volk naar recht en wet.

Mogen de bergen vrede brengen aan het volk
en de heuvels gerechtigheid.

Moge hij recht doen aan de zwakken,
redding bieden aan de armen;

Moge in zijn dagen de rechtvaardige bloeien,
de vrede wereldwijd zijn tot de maan niet meer bestaat.

Moge hij heersen van zee tot zee,
van de Grote Rivier tot de einden der aarde.

Uit het evangelie volgens Marcus 6, 34-44

Jezus’ verkondiging gebeurt vanuit een bewogenheid voor de mensen. In het wonder van de broodvermenigvuldiging zien we hoe Jezus bekommerd is om de concrete noden van zijn volk. Een nieuw teken van zijn heerlijkheid, een voorteken van zijn latere volledige zelfgave in de eucharistie en het kruis.

Toen Jezus uit de boot stapte, zag Hij een grote menigte en voelde medelijden met hen, omdat ze leken op schapen zonder herder, en Hij onderwees hen langdurig.
Toen er al veel tijd was verstreken, kwamen zijn leerlingen naar Hem toe en zeiden: ‘Dit is een afgelegen plaats en het is al laat. Stuur hen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om eten te kopen.’
Maar Hij zei: ‘Geven jullie hun maar te eten!’
Ze vroegen hem: ‘Moeten wij dan voor tweehonderd denarie brood gaan kopen om hun te eten te geven?’
Toen zei Hij: ‘Hoeveel broden hebben jullie bij je? Ga eens kijken.’
En nadat ze waren gaan kijken wat ze bij zich hadden, zeiden ze: ‘Vijf, en twee vissen.’
Hij zei tegen hen dat ze de mensen opdracht moesten geven om in groepen in het groene gras te gaan zitten.
Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel, sprak het zegengebed uit, brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen om ze aan de menigte uit te delen; ook de twee vissen verdeelde Hij onder allen die er waren.
Iedereen at en werd verzadigd.
Ze haalden de overgebleven stukken brood op, waar wel twaalf manden mee konden worden gevuld, en ook wat er over was van de vissen.
Vijfduizend mensen hadden van de broden gegeten.

Van Woord naar leven

“Ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God”, zo lezen we vandaag uit de eerste brief van Johannes.

Ik zou met u vandaag willen nadenken over dat ‘kennen’ van God.

Bij het woord ‘kennen’ denken wij al snel aan iets dat zich louter in ons hoofd afspeelt, een activiteit van het verstand zeg maar. Het gaat dan over opgedane kennis van iets of iemand, op de hoogte zijn, een soort waarnemend weten.

Het ‘kennen van God’, waarover Johannes het hier heeft gaat echter over iets veel diepers. Hier gaat het over relatie; omgaan met God, verkering, Gods-ontmoeting. Het gaat hier over het leven van Jezus dat Hij in Gods genade meedeelt in onze ziel, opdat wij in Hem zouden treden zodat Hij in ons, door ons en met ons kan leven.

Het ‘kennen van God’ gaat hier over het doorgronden van Gods liefde, het voortdurend peilen naar het steeds diepere van die liefde, een soort heilig weten dat Gods liefde het hoogste Goed is, en dit als beleving van binnenuit. Het gaat over een steeds dieper afdalen in Christus, om van Hem te ontvangen, om omgevormd te worden in en door Hem.

Het is je toevertrouwen aan de innerlijke stuwing van de Geest, je steeds meer en dieper laten present stellen in Gods presentie, en wel door die heilige Gloed toe te laten.

Het is afsterven aan dat donkere en leugenachtige ‘ik’ dat altijd maar met zichzelf bezig is.

Het is afdalen in je meest waarachtige ‘ik’; het ‘ik’ dat God geschapen heeft en roept.

Het is je geven aan Gods verterend Vuur; zijn Geest die je hele zijn beschikbaar zal maken voor het leven van Christus in je.

Het ‘kennen van God’ heeft in wezen met belichaming te maken; met beeld en gelijkenis worden van God. Uiteraard geen uiterlijke beeld, maar een innerlijke gelijkenis, vanuit ontmoeting. En als deze innerlijke beleving uiterlijke vormen krijgt, zullen het altijd vormen van liefde zijn, heel concreet. En daar gaat het om.

Lieve mensen, laten we God trachten te kennen met ons hele zijn; met ons verstand, ons hart en onze ziel. Moge God zelf de oorsprong zijn van ons ‘kennen van Hem’.

Moge dat ‘kennen’ ons maken tot mensen die het meest edele verstaan en beleven dat een mens zich kan indenken: leven in Gods minne; voor allen.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heilige Geest,
daal diep in ons neer. Verlicht ons verstand, blaas in ons hart, plaats ons in de presentie van God. Geef ons dat diepe verlangen Hem te kennen, Hem te ontmoeten, vanuit Hem te leven.
Kom heilige Geest, maak ons arm en vrij, beschikbaar en bereid. Stuw ons in het heilige ‘ja’ van Christus, om deelgenoot te worden van Gods liefde voor de mensheid.
Door Christus, onze Heer.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.