Wie dankt, drukt de zekerheid uit bemind te zijn
In zijn catechese over het gebed tijdens de algemene audiëntie van woensdag 30 december 2020 behandelde de paus het dankgebed.
Geliefde broeders en zusters, goedendag!
Vandaag wil ik stilstaan bij het dankgebed. Uitgangspunt is een gebeurtenis die door de evangelist Lucas wordt verhaald. Terwijl Jezus op weg is, komen Hem tien melaatsen tegemoet die riepen: Jezus, Meester, ontferm U over ons! (17,13). We weten dat melaatsen niet alleen lichamelijk te lijden hadden, maar ook maatschappelijk en godsdienstig werden uitgesloten. Ze waren uitgesloten. Jezus gaat een ontmoeting met hen niet uit de weg. Soms overschrijdt Hij de grenzen van de wet en raakt een melaatse aan – wat verboden was – omhelst hem, geneest hem. In dit geval is er geen contact. Van op afstand nodigt Jezus hen uit zich aan de priesters te laten zien (v 14). Priesters waren belast om, in toepassing van de wet, de genezing vast te stellen. Meer zegt Jezus niet. Hij luistert naar hun gebed, hoort hun roepen en zendt ze meteen naar de priesters.
Dankbare Samaritaan
Die tien hebben vertrouwen, ze wachten niet ter plaatse tot ze genezen zijn. Neen: ze hebben vertrouwen en gaan meteen op weg. Terwijl ze op pad zijn, worden ze genezen, alle tien. De priesters zouden dus hun genezing hebben kunnen vaststellen en hen opnieuw tot het gewone leven hebben kunnen toelaten. Nu gebeurt iets belangrijks. Eén van de groep, voordat hij naar de priesters gaat, keert terug om Jezus te danken en God te prijzen voor de ontvangen genade. Slechts één, de andere negen vervolgen hun weg. En Jezus merkt op dat die ene een Samaritaan is, een soort ‘ketter’ voor de joden van die tijd. Jezus zegt: Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?” (17,18). Een aangrijpend verhaal!
Dankje!
Dit verhaal verdeelt de wereld als het ware in twee. Zij die geen dank zeggen en zij die dank zeggen. Zij die alles nemen als ware het aan hen verplicht en zij die alles aanvaarden als geschenk, als genade. De Catechismus zegt: Elke gebeurtenis en elke nood kunnen tot dankoffer worden (n 2638).
Het dankgebed begint altijd hier: bij de vaststelling dat men door genade wordt voorafgegaan.
Wij werden gedacht vooraleer wij leerden denken. Wij werden bemind voordat we leerden liefhebben. Wij werden gewild voordat in ons hart het verlangen ontstond. Als we het leven zo bekijken, wordt dankjewel het leidmotief van onze dagen. En vaak vergeten we dankjewel te zeggen.
Plicht tot erkentelijkheid
Voor ons christenen heeft dankzegging de naam gegeven aan het belangrijkste sacrament dat er bestaat: de eucharistie. Dit Griekse woord betekent precies dit: dankzegging. Christenen, zoals alle gelovigen, danken God voor de gave van het leven. Leven betekent op de eerste plaats leven ontvangen. Wij allen worden geboren omdat iemand voor ons het leven heeft gewild. Dit is de eerste verplichting in een lange reeks die we in de loop van het leven krijgen. Plicht tot erkentelijkheid.
In de loop van ons bestaan heeft meer dan een mens ons met zuivere ogen bekeken, om niets.
Vaak gaat het om opvoeders, catechisten, mensen die hun taak veel ruimer beleefd hebben dan de plicht vroeg. Zij wekten in ons een bron van dankbaarheid. Ook voor het geschenk van de vriendschap moeten we altijd dankbaar zijn.
De ontmoeting met Jezus
Dit dankjewel dat we voortdurend in de mond moeten nemen, dit dankje dat een christen gemeen heeft met alle mensen, wordt door de ontmoeting met Jezus ruimer. De evangelies brengen het getuigenis dat het langskomen van Jezus vaak vreugde en lofprijzing aan God veroorzaakte bij hen die Hem ontmoetten. De kerstverhalen worden bevolkt met bidders die, door de komst van de Verlosser, een verruimd hart hebben. Ook wij worden uitgenodigd deel te nemen aan deze mateloze jubel. Het gebeuren van de genezing van de tien melaatsen wijst ook in die richting.
Kinderen van de liefde
Natuurlijk waren allen blij met hun herwonnen gezondheid die hen in staat stelde de eindeloze verplichte afzondering uit de gemeenschap achter te laten. Maar onder hen is er één die vreugde bij vreugde voegt. Hij verheugt zich niet slechts om de genezing, maar ook om de ontmoeting met Jezus. Hij werd niet slechts verlost van een kwaal, maar hij is nu ook zeker dat hij bemind wordt.
Dat is de kern: wie dankt, drukt de zekerheid uit bemind te zijn. Dat is iets groots: de zekerheid bemind te zijn.
Dat is ontdekken dat liefde de kracht is die de wereld regeert. Dante zou zeggen: de Liefde die met de zon, ook de andere sterren beweegt (Het Paradijs, XXXIII, 145). We zijn niet langer rondwarende landlopers die her en der ronddwalen. Neen, we hebben een thuis, we wonen in Christus en vanuit dit verblijf bekijken we de rest van de wereld die ons oneindig veel mooier lijkt. We zijn kinderen van de liefde, we zijn broeders van de liefde. We zijn mannen en vrouwen van de genade.
Dus, broeders en zusters, laten we altijd trachten in de vreugde van de ontmoeting met Jezus, te blijven. Laten we die blijheid bevorderen. De duivel immers, na ons begoocheld te hebben, laat ons altijd droef en alleen achter.
Als we in Christus zijn, kan geen zonde en geen bedreiging ons ooit verhinderen, met vreugde de weg verder te gaan, samen met vele tochtgenoten.
Bovenal, laten we niet nalaten dank te zeggen. Als we verspreiders van dankbaarheid zijn, wordt de wereld beter. Misschien maar een beetje, maar dat volstaat om een weinig hoop te geven. De wereld heeft nood aan hoop. Door dankbaarheid, door die houding van dankjewel zeggen, verspreiden wij een beetje die hoop. Alles is verbonden, alles hangt samen en ieder kan een beetje bijdragen daar waar hij leeft. De weg van het geluk is die welke Sint-Paulus heeft beschreven aan het einde van een van zijn brieven: Bidt zonder ophouden. Dankt God voor alles. Dit is het wat God van u verlangt in Christus Jezus. Blust de Geest niet uit (1 Tes 5,17-19). De Geest niet blussen. Een mooi levensprogramma!
De Geest die we in ons hebben niet blussen, voert ons tot dankbaarheid.
Vertaling uit het Italiaans: Marcel De Pauw msc
Bron: Kerknet.be