dinsdag in week 31 door het jaar (even jaren)
Uit de brief van Paulus aan de Filippenzen 2, 5-11
Behoud de gezindheid die Christus bezielde.
Broeders en zusters,
laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.
Psalm 22, 26-32
Refr.: Voor heel de menigte zal ik U prijzen, Heer.
Van U komt mijn lofzang in de kring van het volk,
mijn geloften los ik in bij wie U vrezen.
De vernederden zullen eten en worden verzadigd.
Zij die Hem zoeken, brengen lof aan de Heer.
Voor altijd mogen jullie leven!
Overal, tot aan de einden der aarde,
zal men de Heer gedenken en zich tot Hem wenden.
Voor U zullen zich buigen alle stammen en volken.
Want het koningschap is aan de Heer,
Hij heerst over de volken.
Wie op aarde in overvloed leven,
zullen aanzitten en zich voor Hem buigen.
Ook zullen voor Hem knielen
wie in het graf zijn neergedaald,
wie hun leven niet konden behouden.
Een nieuw geslacht zal Hem dienen
en aan de kinderen vertellen van de Heer;
aan het volk dat nog geboren moet worden
zal het van zijn gerechtigheid verhalen:
Hij is een God van daden.
Uit het evangelie volgens Lucas 14, 15-24
We zijn allemaal uitgenodigd tot het gastmaal van de Heer. Doch velen van ons zijn kunstenaars in het uitstellen door welke excuses ook. De eenvoud van het onmiddellijk ‘ja’ zou ons dadelijk binnenleiden in het feest van het Rijk Gods.
Een van de tafelgenoten sprak tot Jezus: ‘Gelukkig al wie zal deelnemen aan de maaltijd in het Koninkrijk van God!’
Jezus vervolgde: ‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. Toen het tijd was voor het feestmaal, stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om tegen hen te zeggen: “Kom, want alles is klaar.” Maar een voor een begonnen ze zich te verontschuldigen. De eerste zei: “Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” En een ander zei: “Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren; tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” Weer een ander zei: “Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen.” Toen de dienaar teruggekomen was, bracht hij zijn heer verslag uit. De heer des huizes ontstak in woede en zei tegen zijn dienaar: “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” Toen de dienaar hem kwam melden: “Heer, wat u hebt opgedragen is gebeurd, en nog is er plaats,” zei de heer tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit, want mijn huis moet vol zijn. Ik zeg jullie: niemand van degenen die eerst uitgenodigd waren, zal van mijn feestmaal proeven.”’
Van Woord naar leven
Zonder ophouden nodigt God uit: in de stilte van ons hart, in de drukte van ons leven, doorheen relaties en ontmoetingen, komt Hij tot ons en zegt: ‘Kom, wees mijn tafelgenoot’.
Maar zo dikwijls zijn we experts in het vinden van verontschuldigingen: teveel werk, te druk, de kinderen, moe, tv, enz… Niet dat de wil ontbreekt, maar wel de moed er ons aan toe te vertrouwen.
Erger wordt het als we onze uitvluchten ernstig gaan nemen. God zal onze excuses wel begrijpen… Hij is toch een God van barmhartigheid… Hij vergeeft toch altijd… en ons niet-naar-God-toegaan wordt een gewoonte waar we ons maar al te graag in nestelen. Het is makkelijker leven zo…
Ja, oppervlakkig gezien is het makkelijker leven zo. Je moet immers geen of amper nog tijd besteden aan gebed, je engagementen hoeven niet altijd zo ernstig gespiegeld te worden aan het evangelie, en och God, een mens mag zich toch nog eens ontspannen ook he.
En terwijl wij ons leventje leiden blijft de Heer maar roepen; vol liefde maar ook met een zekere toorn, zo lezen we in het evangelie van vandaag. Je zou voor minder ‘lastig’ worden…
Er zit maar één ding op: bekering. Je opnieuw keren naar God, heel je wezen – hart, ziel, verstand – schenken aan Gods inwoning. Aan de deur van ons hart klopt Hij, wacht Hij, tot wij opendoen, om dan maaltijd met ons te houden; Hij met ons, wij met Hem, zoals we lezen in de Apocalyps (zie Bijbelcitaat vandaag).
Keren we ons niet naar Hem dan laten we een wondermooie trein van genade voorbij rijden. Doen we het wel laten we toe dat God door ons heen zijn liefde steeds opnieuw kan openbaren, en krijgt zijn Rijk meer en meer gestalte.
Wat toch de bedoeling is… Niet?
Laten we niet uitstellen. Laten we ons keren naar God, ons werpen in de armen van Christus. In zijn goddelijke barmhartigheid wacht Hij op u, op ieder van ons.
kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer Jezus,
wij bidden om de frisheid van het eenvoudige ‘ja’. Te dikwijls bezwaren we onszelf door allerlei excuses aan te wenden om toch maar niet onmiddellijk ‘ja’ te moeten zeggen, wat een gemiste kans betekent voor het Rijk Gods, en voor onszelf. Dat in en onder ons de gezindheid mag heersen die U zonder ophouden bezielde.
Kom heilige Geest. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.