4e paaszondag – B
Uit de Handelingen van de Apostelen 4, 8-12
In de naam van Jezus, wat betekent ‘Godt redt’, geneest Petrus een lamme bij de tempelpoort. De Joodse autoriteiten nemen Petrus en Johannes gevangen en brengen hen voor het Sanhedrin. Petrus verkondigt een totale ommekeer. Jezus, verworpen door de mannen van de tempel, is nu de hoeksteen geworden van een nieuw gebouw, zijn verrezen lichaam. Het heil is te vinden bij Hem.
Petrus sprak, vervuld van de heilige Geest:
‘Leiders van het volk en oudsten, nu wij vandaag worden verhoord omdat we een zieke hebben geholpen, en nu ons wordt gevraagd hoe het komt dat hij is genezen, dient u allen en het hele volk van Israël te weten dat deze man hier gezond voor u staat dankzij de naam van Jezus Christus uit Nazaret, die door u gekruisigd is, maar die door God uit de dood is opgewekt.
Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, vol verachting is weggeworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is. Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding biedt.’
Psalm 118, 1 + 8-9 + 21-23 + 26 + 29
R.: De steen die de bouwers afkeurden is een hoeksteen geworden.
Loof de Heer, want Hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.
Beter te schuilen bij de Heer
dan te vertrouwen op mensen.
Beter te schuilen bij de Heer
dan te vertrouwen op mannen met macht.
Ik wil U loven omdat U antwoordde
en mij de overwinning gaf.
De steen die de bouwers afkeurden
is een hoeksteen geworden.
Dit is het werk van de Heer,
een wonder in onze ogen.
Gezegend wie komt met de naam van de Heer.
Wij zegenen u vanuit het huis van de Heer.
Loof de Heer, want Hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.
Uit de eerste brief van Johannes 3, 1-2
Wij zijn werkelijk kinderen van God. Wie God niet kent, kan het niet begrijpen. Ook aan ons is dit nog niet tenvolle geopenbaard. Volledig gelijkvormig worden aan Gods Zoon, blijft onze hoop.
Dierbaren, bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook. Dat de wereld ons niet kent, komt doordat de wereld Hem niet kent. Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is.
Alleluia.
Ik ben de goede herder,
zegt de Heer,
Ik ken mijn schapen
en mijn schapen kennen mij.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Johannes 10, 11-18
Liefde betekent hier wederzijdse kennis. De Vader kent de Zoon en de Zoon kent de Vader. Op dezelfde wijze kent de herder, Christus, zijn schapen en zijn schapen kennen Hem. Hij kent er ook nog anderen, die Hem nog niet kennen. Ook voor hen heeft de Heer zijn leven gegeven, opdat ze naar zijn stem zouden luisteren. Dan zal er maar één kudde meer zijn.
Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen.
Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.
Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.
De Vader heeft mij lief omdat Ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. Niemand neemt mijn leven, Ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb gekregen.’
Van Woord naar leven
Als je in Rome de catacomben aan de Via Appia bezoekt, dan zie je daar allerlei sporen van de jonge kerk van de eerste eeuwen. Dat is best heel aangrijpend. Je staat daar bij de bronnen van de christelijke spiritualiteit. En wat opvalt, is dat er veel afbeeldingen te vinden zijn van Jezus als de Goede Herder. Je ziet Hem op de plafonds geschilderd, gegrift in grafstenen en gebeeldhouwd op sarcofagen. En het lam dat rust op zijn schouders en dat Hij veilig vasthoudt, dat zijn wij. De Goede Herder: hét teken van de liefde van Christus voor ons mensen. Dit beeld moet heel wat christenen van de eerste eeuwen hebben bemoedigd.
Van oudsher was Herder ook een naam voor God, die zijn volk behoedt en bewaart. We kennen de prachtige psalm 23: ‘Mijn Herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken.’ Maar de jonge kerk gaf de titel van Goede Herder ook heel bewust aan Jezus, want Hij is voor hen Gods aanwezigheid. Hij is zijn Woord, zijn stem, Herder en hoeder in Gods Naam, weg ten leven. Iedere mens is in zijn leven nu eenmaal op zoek naar richting en naar een eigen identiteit. Wie ben ik en wat is mijn bestemming? Welke weg heb ik te gaan?
Dat gevoel voor richting is wezenlijk voor mijn levensloop. Waar de richting ontbreekt, word ik stuurloos en afhankelijk van allerlei toevallige impulsen. De Bijbelboeken staan niet voor niets vol roepingsverhalen. Het woord “roepen” komt maar liefst 730 keer voor. En deze 4e paaszondag kennen wij ook als roepingenzondag.
Nu hebben wij geleerd om bij roeping allereerst te denken aan priesters, zusters, missionarissen, bereid tot grote offers. Zo zal ook deze zondag nog altijd wel bedoeld zijn. Daar is op zich ook niets fout mee.
Maar in de Schriftverhalen is roeping een religieuze ervaring die iederéén kan overkomen; man of vrouw, jong of oud. Ieder mens is geroepen om Jezus als Herder te volgen en een stukje van God te laten zien. Zonder jouw deel ontbreekt er iets van God in de wereld. Je bent geroepen om op jouw manier bij te dragen aan het wonen van God in de wereld en zo je bestemming te vinden.
Nu is het een hele kunst om tussen alle stemmen die je elke dag toeroepen, het roepen van God te horen en te ontdekken wat jouw eigen roeping, jouw bestemming is. Daarvoor moet je stil worden, je afstemmen op Hem.
Echt luisteren (naar Hem) is ten diepste een vorm van liefhebben. Je hart gaat uit naar de Ander. Je kiest voor die ander, bent die ander toegewijd. Ik ken de Vader en de Vader kent Mij, zegt Jezus. Alleen zo word je attent voor de diepte van de werkelijkheid en ontdek je: die kant moet het uit met mijn leven.
Die roeping komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. In de praktijk is dit een geleidelijk proces van bewustwording. Je roeping en je richting wordt al doende en gaandeweg gevonden. En daarin word je zelf gevonden: je ontdekt wie je bent en wat je wilt gaan doen.
Niemand wordt gevraagd iemand ánders te worden dan wie hij in wezen is. Ik mag juist meer mijzelf worden. Ik mag komen tot het geheim van mijn eigen leven, mijn diepste bestemming.
Het betekent wel dat je je dagelijkse bestaan open durft te laten breken, wat niet evident is.
Om te kunnen doen waartoe je geroepen bent heb je wel dagelijks contact nodig met Degene die je roept. Hij is het die je de kracht geeft en die je gaande houdt. Want er is ook wel degelijk een tegenkracht: de twijfel, de verstrooiing, je egoïsme, de troubles in de gemeenschap of de parochie, moeilijkheden binnen je gezin, de wolf die ons uiteen kan drijven, de houding van mensen die vrolijk aan elke roeping voorbij leven. En soms hoor je ook werkelijk even niets meer van die Stem, of je kunt hem niet hóren vanwege de ellende in je leven, het onrecht en de rampen in de wereld.
Je neemt een time-out ten opzichte van God. Ook dat kom je in de Schriftverhalen in alle toonaarden tegen. De roepstem komt nu eenmaal uit een andere wereld dan die van het ego, dat zelf de weg wil uitstippelen.
Maar de roepingsverhalen vertellen ook: als je géén gehoor geeft aan de Stem, dan vind je jezelf en je bestemming niet. Als je niet ingaat op de roep, niet luistert naar die stem in je binnenste, dan verlies je je ziel en word je ten diepste niet gelukkig.
Roeping is dagelijks luisteren en denken: ik weet misschien niet eens wat de dag van morgen brengt, wat ik moet doen. Maar toch kan niets mij ervan weerhouden om vanuit God in mijn ziel te leven. Hij is mijn eerste liefde en mijn diepste vreugde. Voor Hem wil ik gaan. En Goddank sta ik niet alleen. Er zijn reisgenoten, medeparochianen, een partner, vrienden, en vooral veel medemensen die het de moeite waard vinden om het verhaal van God met ons levend te houden en hun deel van God in de wereld te laten zien. God-zij-dank.
Jezus is voor de kudde degene die verder kan kijken dan de schapen. Hij ziet het grote verband. Voor Hem is de levenstocht een doelgerichte reis en niet het ingaan op toevallige impulsen, een hollen van het ene naar het andere succes, van de ene naar de andere honger. Zijn Evangelie is een veilige weg.
Jezus kent God, Hij is met Hem vertrouwd. Hij kent ook ons. En zijn diepste verlangen is dat deze God van mededogen weer in ons en onder ons mag leven. Dat ook wij één zijn met Hem zoals Hij dat is met de Vader. En dat ook wij vol mededogen met elkaar omgaan.
Een christen zou inderdaad een mens moeten zijn met een goddelijk mededogen, die zich verantwoordelijk weet voor zijn broeder en zuster. Hij geniet van vrede en menselijkheid, maar vraagt zich tegelijk af of die ander ook te leven heeft en vrede kent. Bij hem zouden de kwetsbare mensen veilig en geborgen moeten zijn.
Rondom Jezus is er een prachtige beweging ontstaan waar de belangrijkste wet de wet is van de liefdevolle ontferming. En waar je weet dat het leven gevonden wordt daar waar je een gegeven leven leidt; in zijn Naam.
Geïnspireerd aan een homilie uit Preken.be
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Heer,
leer ons herder te zijn als Gij. Leer ons genezen, verzorgen, troosten, verbinden, dragen, luisteren en thuisbrengen.
In uw naam. Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.