30 nov – H. Andreas, apostel
Feest – eigen lezingen
Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 10, 9-18
Het geloof ontstaat door de verkondiging, en de verkondiging geschiedt in opdracht van Christus.
Broeders en zusters,
als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God Hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered. Als uw hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard; als uw mond belijdt, zult u worden gered. Want de Schrift zegt: ‘Wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’
En er is geen onderscheid tussen Joden en andere volken, want ze hebben allen dezelfde Heer. Hij geeft zijn rijke gaven aan allen die Hem aanroepen, want er staat: ‘Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’
Maar hoe kunnen ze Hem aanroepen als ze niet in Hem geloven? En hoe kunnen ze in Hem geloven als ze niet over Hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over Hem horen als Hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’
Toch hebben slechts weinigen aan het evangelie gehoor gegeven, want Jesaja vraagt: ‘Heer, heeft iemand geloofd wat wij hebben gezegd?’ Dus door te luisteren komt men tot geloof, en wat men hoort is de verkondiging van Christus.
Maar dan is mijn vraag: hebben ze de boodschap soms niet gehoord? Natuurlijk wel, want er staat: ‘Hun roep klinkt over heel de aarde, hun woorden tot de uiteinden van de wereld.’
Psalm 19, 1-4ab
Refr.: De hemel verhaalt van Gods majesteit.
De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van zijn handen.
De dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgende nacht.
Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord,
het is een spraak zonder klank.
Over heel de aarde gaat hun stem,
tot aan het einde van de wereld hun taal.
Vers voor het evangelie (Mt 4, 19)
Alleluia.
Kom, volg Mij,
Ik zal van jullie vissers
van mensen maken.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Matteüs 4, 18-22
Terstond lieten zij hun netten in de steek om Hem te volgen.
Toen Jezus langs het meer liep, zag Hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers.
Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg mij, Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’
Ze lieten meteen hun netten achter en volgden Hem.
Even verderop zag hij twee andere broers, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader in hun boot bezig met het herstellen van de netten.
Hij riep hen en meteen lieten ze de boot en hun vader Zebedeüs achter en volgden Hem.
Van Woord naar leven
GEROEPEN DOOR ZIJN WOORD
(Bij het feest van Andreas)
Vandaag feest. Elke apostel heeft z’n feestdag, dus ook Andreas. Andreas was een enthousiast volgeling van de Heer die, zo lezen we in het evangelie van vandaag, bereid was haven en goed achter te laten om de Heer te volgen nadat Hij hem riep. En eigenlijk is het mooi, om bij de aankomende advent, na te denken over onze eigen roeping, hoe we deze ontvangen en dragen, om vervolgens te baren doorheen ons ja-woord.
Vaak zeggen mensen tegen elkaar: ‘Je moet doen wat je voor jezelf het beste vindt, als je maar gelukkig bent’. Men zegt dit over het algemeen goed bedoeld, maar het heeft een heidens ondertoontje. Een christen zou veeleer moeten zeggen: ‘Je zou moeten trachten te weten te komen wat God met je leven wil, en dát trachten te doen.’ Dát is evangelie.
Het is de Heer die roept. We roepen niet onszelf, we roepen ook niet anderen. Het is de Heer die roept en Hij alleen. Het kan natuurlijk zijn dat Hij mensen gebruikt om anderen te roepen, maar in wezen blijft het ook dan een roepen van de Heer.
Er wordt de dag van vandaag véél geroepen, er is veel lawaai in de wereld, allemaal mensen en instanties die roepen omdat ze het toch zo belangrijk vinden hun eigen ding te verkondigen. Allerhande programma’s op tv, film, muziek, social media, reclame, onze smarth-phone die voortdurend om aandacht smeekt, en natuurlijk ons eigen ego niet vergetend. Allemaal zaken die ons denken en keuzen beïnvloeden met soms goede, maar soms ook kwade gevolgen voor onszelf en de omgeving waarin we leven en bewegen.
Tussen al dat rumoer door is er één stem die, wanneer je daar oor voor hebt, boven al dat andere lawaai uitsteekt. Het is de stem van de Heer. Het is een stem van een totaal andere aard dan het hierboven genoemde rumoer. Het is een stem waarvan het niet vanzelfsprekend is haar te horen, laat staan aan haar gevolg te geven.
Het is een stem die getekend is door nederigheid, broosheid, geduld. Het is een stem die uitnodigt in liefde, een stem die wacht op een antwoord gegeven in liefde, en vrijheid.
In het boek Apocalyps lezen we: ‘Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij.’ (Ap. 3, 20) Zo is Jezus. Hij klopt, of roept, wacht tot Hij gehoord wordt en de deur voor Hem wordt geopend. Pas dan zal Hij binnenkomen om samen maaltijd te houden; Hij met de geroepene, de geroepene met Hem. Zo wil Jezus tot ons komen, of beter gezegd: wil Hij ‘in’ ons komen, om maaltijd met ons te houden. Wat betekent: Hij wil ons in zich trekken zodat Hij door ons heen kan leven, bidden en werken. Zo is de Heer.
Deze stem horen, naar deze stem luisteren, gevolg geven aan deze stem, vraagt een fundamentele stilte in onszelf. Deze innerlijke stilte is de bedding waarin de Heer en wijzelf kunnen indalen. Het is de stilte van de Geest, een warm vuur waar liefde in ontvankelijkheid centraal staat. In deze stilte, de stilte van de ziel, zal de Heer zijn woord neerleggen; zijn uitnodiging, zijn roep. Dit woord, waarin Hijzelf ten diepste aanwezig is, mogen wij dragen, als een vrouw die haar groeiend kindje draagt in haar moederschoot. Het is goed dit woord diep te koesteren, en wel in de liefde van de Geest. In zijn woord omhelst Jezus immers ons, wetende dat wat Hij vraagt niet vanzelfsprekend is. Maar deze omhelzing houdt van zijnentwege een engagement in, namelijk ‘Ik zal er zijn voor u’. Nooit zal Hij ons loslaten op de weg waartoe Hij ons roept. Als er wordt losgelaten ligt dat aan onszelf, zijn wij het die loslaten. En zelfs dan laat de Heer niet los. Hij blijft trouw, ook al zijn wij ontrouw.
Laten we in ons dagelijks gebed voldoende rust inbouwen, tijd van stilte. Opdat we in ons bidden mogen binnengeleid worden in de stilte van onze ziel; daar waar de Heer roept, waar Hij ons ten diepste beschikbaar zal maken voor Hem, waar Hij de genade zal verlenen ‘ja’ te kunnen zeggen op zijn roep, door ons diepste zijn binnen te leiden in zijn eigen ja-woord tot de Vader. Ons ja-woord zal gebeuren vanuit een diepe vereniging met de Heer. In ons ja-woord baren we Hem, ten dienste van God, in en doorheen de Kerk, ten dienste van de wereld waartoe we gezonden zijn.
Laten we ons gebed steeds beginnen met te bidden om Gods Geest. Van Hem mogen we immers de gave ontvangen van het diepe gebed ‘in Christus’. Moge op deze wijze ons gebed een echt christelijk bidden worden; in het hart van de Kerk; de Heer in ons, met ons, door ons.
Laten we bidden
Goede God,
moge uw Geest ons gebed ten diepte bezielen.
Moge zijn gloed ons binnenleiden
in het ja-woord van de Heer,
opdat wij U zouden baren
vanuit de Kerk in de wereld
waartoe wij gezonden zijn
en waarin wij U mogen vinden en dienen.
Om deze genade bidden wij U,
door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.
Moge ons hart de bedding zijn waarin Gods woord kan gedijen, wortel kan schieten en vrucht moge dragen.
Een vredevolle donderdag.
Met een genegen groet,
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.