29 aug – Marteldood van de H. Johannes de Doper
Gedachtenis
Johannes de Doper komt ons misschien als een zonderling over. Zijn primitieve levenswijze, zijn ruige kledij, zijn vreemde eetgewoontes, zijn vinnige manier van spreken, maken hem tot de stem van een roepende in de woestijn. Over zichzelf en zijn verhouding tot Jezus zegt hij: ‘Hij moet groter worden en ik kleiner’. Misschien is dit de beste typering van Johannes.
De liturgie besteedt eigen lezingen aan deze gedachtenis.
Uit de profeet Jeremia 1, 17-19
‘Ik zal je terzijde staan – spreekt de Heer’
In die dagen kwam het woord van de Heer tot mij:
‘Jij, Jeremia, maak je gereed en zeg hun alles wat Ik je opdraag. Laat je door hen geen angst aanjagen, anders zal Ik jou angst aanjagen in hun bijzijn. Ik maak je nu tot een vestingstad en een ijzeren zuil, tot een bronzen muur om stand te houden tegen het hele land: de koningen en leiders van Juda, de priesters en het volk. Ze zullen je bestrijden, maar je niet overwinnen, want Ik zal je terzijde staan en je redden – spreekt de Heer.’
Psalm 71, 1-6 + 17
Refr.: Al in de moederschoot was U het die mij droeg.
Bij U, Heer, schuil ik,
maak mij nooit te schande,
red en bevrijd mij, doe mij recht,
hoor mij en kom mij te hulp.
Wees de rots waarop ik kan wonen,
waar ik altijd heen kan gaan.
U hebt mijn redding bevolen,
mijn rots en mijn burcht, dat bent U.
Mijn God, bevrijd mij uit de hand van schurken,
uit de greep van wrede onderdrukkers.
U bent mijn enige hoop,
Heer, mijn God, van jongs af vertrouw ik op U.
Al vanaf mijn geboorte steun ik op U,
al in de moederschoot was U het die mij droeg,
U wil ik altijd loven.
God, U onderwees mij van jongs af aan,
en steeds nog vertel ik uw wonderen.
Vers voor het evangelie (ps 30, 5)
Alleluia.
Zing voor de Heer,
u die Hem trouw bent,
loof zijn heilige Naam.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Marcus 6, 17-29
Uit dit verhaal blijkt duidelijk hoe moeilijk het is om met de waarheid over zijn eigen leven geconfronteerd te worden. Alle middelen zijn dan goed om het gezicht te redden.
Herodes had Johannes gevangen laten nemen en hem, aan handen en voeten geketend, laten opsluiten vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, met wie hij getrouwd was. Johannes had namelijk tegen Herodes gezegd: ‘U mag niet trouwen met de vrouw van uw broer.’ Sindsdien had Herodias het op hem gemunt en wilde ze hem doden, maar ze kreeg er de kans niet toe, want Herodes had ontzag voor Johannes, omdat hij wist dat hij een rechtvaardig en heilig man was, en hij nam hem in bescherming. En hoewel hij altijd in grote onzekerheid verkeerde als hij naar hem geluisterd had, bleef hij hem toch graag horen.
Op een keer deed zich echter een gunstige gelegenheid voor, toen Herodes op zijn verjaardag een feest gaf voor zijn hovelingen en de hoge militairen en de voornaamste inwoners van Galilea. De dochter van Herodias kwam binnen om voor Herodes en zijn gasten te dansen, wat bij hen erg in de smaak viel. De koning zei tegen het meisje: ‘Vraag me wat je maar wilt, en ik zal het je geven.’ En hij bezwoer haar: ‘Wat je ook vraagt, ik zal het je geven, al was het de helft van mijn koninkrijk!’
Ze ging naar haar moeder en vroeg: ‘Wat zal ik vragen?’ Haar moeder zei: ‘Het hoofd van Johannes de Doper.’
Haastig ging ze weer naar binnen, stapte recht op de koning af en zei tegen hem: ‘Ik wil dat u me nu meteen op een schaal het hoofd van Johannes de Doper geeft.’ Dit bedroefde de koning zeer, maar hij wilde het haar niet weigeren omdat hij in het bijzijn van zijn gasten een eed had gezworen.
Hij stuurde meteen iemand van zijn garde weg met het bevel hem het hoofd te brengen. De soldaat ging naar de gevangenis en onthoofdde Johannes. Hij bracht het hoofd binnen op een schaal en gaf het aan het meisje, en zij gaf het aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen hiervan hoorden, gingen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
Van Woord naar leven
Een lastig evangelie. Daar ik zelf niet onmiddellijk woorden vond, ben ik op zoek gegaan op het web. Onderstaande overweging vond ik op de Sint-Petrus-Canisiusstichting uit Nederland. Het bleef hangen. Persoonlijk vind ik het sterk. Ik deel het graag.
In het evangelie van vandaag krijgen we een kijkje in de wereld waarvoor Jezus is gekomen: een tiran die doet wat hij wil, de geboden van God met voeten treedt, een sluwe en doortrapte vorstin die haar wraakzucht botviert ten einde toe. Johannes de Doper wordt nu zelf gedoopt in zijn bloed. Hij had zich daar al op voorbereid, want, zo zei hij, Hij moet groter worden, ik kleiner. Deze gebeurtenis wordt verhaald onmiddellijk na de keuze en de uitzending van zijn leerlingen (aan het begin van het zesde hoofdstuk). Het werkt als een slagschaduw over het leven van Jezus en zijn leerlingen, als een sombere wolk over het landschap van Jezus’ werkzaamheid in Galilea. Waar gaat dit op uitlopen?
Herodes is als Pilatus, de weifelende, krachteloze figuur die bezwijkt voor de druk van de geestelijke leiders en van het volk. Johannes is als Jezus: slachtoffer. Het lijdensverhaal van Johannes is als een generale repetitie van het lijdensverhaal van Jezus. En Herodes is eigenlijk maar een zwakkeling, een slachtoffer van zijn eigen hartstochten en van de uitgekiende wraakzucht van zijn eigen echtgenote.
Tijdens het lezen van dit verhaal hebt u zich misschien wel betrapt op de pijnlijke vraag: Waarom doet Jezus niets? Het is toch zijn eigen voorloper? De ene dienst is de andere waard. Johannes doopte Hem met water, dat was zijn dienst aan Jezus. Waarom hem nu niet in zijn doodsnood geholpen? Maar zou het ook niet zo gaan in Jezus’ lijdensverhaal?! De mensen krijgen de ruimte om alle middelen te in te zetten. De hogepriesters bespelen de zwakheid van Pilatus en de menigte wordt bespeeld door de geestelijke leiders van het volk. Alle geestelijke en materiële machten worden in het werk gesteld. Maar ook daar is er niemand die tegenspel biedt. Geen verzet, geen verdediging van Jezus, en de eerste beste poging daartoe wordt door Pilatus meteen de kop ingedrukt.
En wat God betreft: precies het zelfde: stilte.
De beulen van Jezus kunnen helemaal hun gang gaan, onbevreesd, ongehinderd. En als ze zich helemaal hebben uitgeleefd, gedaan wat ze wilden, en Jezus aan het kruis hebben geslagen roepen ze: Anderen heeft Hij gered, laat Hij Zichzelf eens redden, als Hij de Messias is, de uitverkorene. Laat God Hem dan redden!
Maar de hemel zwijgt.
Dit zwijgen is geen koud en onverschillig zwijgen. Het is een pijnlijk zwijgen, het is een onmetelijk goddelijk lijden, het lijden van een Vader die met zijn Zoon meelijdt. God duldt, draagt, vergeeft, rekent het kwade niet aan. Jezus draagt, verdraagt.
Ook de leerlingen van Johannes hebben niets gedaan. Toen zijn leerlingen ervan gehoord hadden, kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf. Zij hebben het kwaad gedragen.
Dat is de christelijke manier om het kwaad te lijf te gaan: zich klein maken, dulden, dragen, vergeven, erbij zijn. Zoals in de brief aan de Hebreeën staat: Denkt aan hen die gevangen zijn en aan hen die mishandeld worden, want ook gij hebt een lichaam. Je moet daar zijn, met hen in de gevangenis. Niet weglopen van het lijden. Zoals Jezus bij zijn mensen is: Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? Saul vervolgde de christenen, maar Jezus vereenzelvigt Zich met de christenen die vervolgd worden. Daarvoor is Jezus immers ook mens geworden, heeft Hij een lichaam aangenomen, om hetzelfde lijden te dragen wat de mensen moeten dragen, om met hen te zijn, die lijden, met hen mee te lijden.
Maar God kan toch niet lijden? Bernardus zegt: God kan niet lijden, maar Hij kan wel meelijden. In ons lijden is God die mee-lijdt, mee-draagt. Dat zei God tot Mozes bij de brandende doornstruik: Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, ja Ik ken zijn lijden. In alle lijden is er de troost van de medelijdende liefde van God. Het lijden is voor God de veilige weg om Zich te laten ontmoeten, zonder dat de mens er in sterft, dat is de zin van het zinloze lijden. God zoekt Zich situaties uit, waarin Hij Zich zo kan meedelen, zonder de mens te schaden, te verpletteren, en zonder Zichzelf tekort te doen.
Bron: Sint-Canisiusstichting
Na dit rijk woordje, blijf ik zelf met de vraag achter of het ‘kwade’ in vele gevallen toch ook niet mag (of moet) verwoord worden, al was het maar ter aanklaging… Dit doet uiteraard absoluut niets af aan het feit dat God een mee-lijdende God is, en dat m’n soms moet zwijgen en al zeker niet terugslaan. Maar het ene sluit het andere niet uit… denk ik dan.
Een mooie maandag,
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
wij danken U oprecht om uw mede-leven, uw mede-lijden. In het lijden van Christus hebt Gij uw Liefde getoond die voor ons zo vaak ontoereikend is. Wij hebben eerder de neiging om in verdediging te gaan in plaats van de liefde alle eer te geven. Moge het kruis van Jezus ons wijsheid en inzicht schenken.
Door Christus, onze Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.