26 jan – HH. Timoteüs en Titus
Gedachtenis
Timoteüs en Titus waren reisgenoten van Paulus.
Timoteüs, een gevoelig man, had een zwakke gezondheid. Hij kon tegen het vermoeiende zwerven niet op. Daarom werd hij leider in de gemeente te Efese. Die taak vervulde hij met inzet van al zijn krachten.
Titus was meer een diplomaat. Hij kon met iedereen overweg. Herhaaldelijk werd hij uitgestuurd om geschillen en moeilijkheden in de jonge kerken op te lossen.
De liturgie van vandaag besteedt eigen lezingen aan deze gedachtenis.
Uit de brief van Paulus aan Titus 1, 1-5
Paulus schrijft aan Titus
Van Paulus, dienaar van God, apostel van Jezus Christus, gestuurd om het geloof van Gods uitverkorenen te versterken en hun kennis bij te brengen van de waarheid die tot vroomheid leidt, in de hoop op het eeuwige leven dat God, die niet liegt, vóór alle tijden heeft beloofd. Hij heeft de tijd bepaald waarop zijn woord door de verkondiging bekendgemaakt werd, en deze verkondiging is mij nu in opdracht van God, onze redder, toevertrouwd.
Aan Titus, mijn waarachtig kind in ons gemeenschappelijk geloof. Genade en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze redder! Ik heb je op Kreta achtergelaten om, volgens mijn richtlijnen, de resterende zaken te regelen en in elke stad oudsten aan te stellen.
Psalm 96, 1-3 + 7 + 8 + 10
Refr.: Ga uit over de hele wereld.
Zing voor de Heer een nieuw lied,
zing voor de Heer, heel de aarde.
Zing voor de Heer, prijs zijn naam,
verkondig van dag tot dag dat Hij ons redt.
Maak aan alle volken zijn majesteit bekend,
aan alle naties zijn wonderdaden.
Erken de Heer, stammen en volken,
erken de Heer, zijn majesteit en macht.
Erken de Heer, de majesteit van zijn naam,
draag geschenken zijn voorhoven binnen.
Zeg aan de volken: ‘De Heer is koning.
Vast staat de wereld, zij wankelt niet.
Hij oordeelt de volken naar recht en wet.’
Alleluia. (Ps. 119, 105)
Uw woord is een lamp voor mijn voet,
een licht op mijn pad.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Lucas 10, 1-9
Zending van de tweeënzeventig leerlingen
Jezus stelde tweeënzeventig anderen aan, die Hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar Hij van plan was heen te gaan.
Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders; vraag dus de eigenaar van de oogst of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen. Ga op weg, en bedenk wel: Ik zend jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand. Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er iemand woont die de vrede liefheeft, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere. En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.”’
Van Woord naar leven
Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!”, zegt Jezus ons vandaag.
Lieve mensen, als de Kerk tot iets geroepen is dan is het misschien wel dat: drager én uitdrager zijn van Gods Vrede.
Allereerst drager. Want je kan maar uitdragen waar jezelf drager van bent. Het gaat om een vrede van het hart, een vrede in het hart, een vrede die haar wortels heeft in het bestaan van God. Het is een vrede die Hij in Christus aanbiedt en waar wij – als het goed is – ons mee verinnigen.
Christus’ vrede heeft wezenlijk te maken met gemeenschap met Hem, in het diepste toevertrouwen dat de Vader in Hem je Metgezel is, je goddelijke Vriend die nooit van je zijde zal wijken, de Drager van je leven, de Behoeder van je bestaan, de Trooster van je verdriet, de Schepper van je liefde, de Ziel van je gebed. Christus’ vrede is Gods aanwezigheid in u, en uw aanwezigheid in Hem.
Wel, deze vrede mogen we uitdragen. En wel naar allen die God op ons levenspad brengt. Niet enkel naar hen die ons sympathiek overkomen, of die wij zelf kiezen als zijnde deel uitmakend van onze vriendenkring. Een van God vervuld mens maakt geen onderscheid tussen wie Gods vrede wel verdient en wie niet. Hij ziet in ieder mens een kind van God en dus waard gezegend te worden met Gods Vrede.
We kunnen Gods Vrede uitdragen door dit letterlijk uit te spreken. Velen van mijn vrienden moslims groeten elkaar met de woorden “Salaam oe’ alaykoem”, “de vrede van God zij met je”. En dikwijls leggen ze dan hun hand op hun hart, alsof ze zeggen: ‘ik meen dat wel he’. Het is mooi om zien. Hun vredesgroet staat zo haaks tegenover de grillen van IS, Bokko Haram, of andere ziekelijke organisaties die zogenaamd leven en handelen vanuit de islam. Heel moslims die ik ken zijn zeer beminnelijke mensen, met een groot en warm hart. Het kwetst hen overigens zéér diep dat IS en consoorten de islam en de Koran gebruiken (misbruiken) om hun kwaadaardigheden te rechtvaardigen.
Wij als christenen hebben in onze streken niet echt de gewoonte om een vredesgroet onder woorden naar elkaar toe te uiten. Tijdens de Mis doen we het wel; mooi gebaar overigens. En in Italië doet men het ook, wat terug op Franciscus van Assisi die zijn broeders aanspoorde ieder die zij ontmoeten Gods Vrede toe te wensen: “Pace e Bene”, ‘Vrede en alle Goeds’.
Elkaar de Vrede toewensen gaat echter veel dieper dan dit doen met woorden. Het gaat om de wijze waarop je bij de ander aanwezig bent. Namelijk als een werkelijke broeder of zuster, niet hoger dan de ander, ook niet neerbuigend, maar eenvoudig als één van hen, en wel vanuit Gods aanwezigheid in jezelf, én wetend dat Hij in het samenzijn met elkaar zijn Liefde wilt openbaren. En daar wilt Hij u voor gebruiken. Ja zijn liefde die zoveel tot stand brengt, wilt Hij door ons heen aan elkaar schenken. En wie zich als instrument van de liefde geeft aan God, schenkt Vrede. Want liefde en vrede zijn als broer en zus, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie liefheeft vanuit de Heer geeft vrede. Wie de vrede van de Heer uitdraagt is een liefdevol mens.
Lieve mensen, laat ons eens nadenken hoe wij bij elkaar zijn; heel concreet met de mensen ons vandaag gegeven. Hoe kijken we naar de ander, ook naar hem of haar die naar ons gevoel lastig doet? Zien we hen allen werkelijk als kinderen van God, bewoond door Hem, en dus waard dus bemind te worden? Zijn we bereid de vrede van ons hart te delen met hen waarmee we samen leven, samen werken, samen op de trein zitten, samen de kamer delen in het ziekenhuis, samen in de winkel staan,…?
Christus’ vrede zal ons ook tot engagement leiden. Een christen is niet geroepen om zijn leven te slijten op de sofa. Hij is geroepen Gods vrede daadwerkelijk gestalte te geven in de wereld waartoe hij gezonden is; zowel doorheen gebed, daad als woord.
Laten we Gods vrede in ons hart koesteren, en laten we haar in eenvoud en met een evangelische (dus geen nep) glimlach uitdragen.
En laten we ook om haar bidden: om Gods Vrede in de Kerk, Gods Vrede in onze gemeenschappen en gezinnen, Gods Vrede tussen landen en volkeren. Bidden we in deze dagen bijzonder voor het dreigend conflict in Oekraïne.
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
mogen wij uw bedding zijn, stromen van vrede, voor allen die Gij op ons pad brengt, en die wij in gebed dragen. Dat uw vrede het hart moge zijn van Kerk en samenleving.
Door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.