25 maart – Aankondiging van de Heer
Vandaag, 25 maart, vieren we het hoogfeest van de Aankondiging van de Heer en horen we hoe Maria het mysterie van Gods menswording ontvangt. Door haar nederig ‘ja’ mag zij Jezus dragen, Gods Zoon, die als Immanuel – ‘God-met-ons’ – onder ons komt wonen. Moge deze dag een dag van jubel zijn, waarop ook wij ruimte maken voor Gods aanwezigheid in ons eigen leven.
Uit de profeet Jesaja 7, 10-14
Wanneer koning Achaz weigert om God om een teken te vragen, kondigt de profeet Jesaja zelf een goddelijk teken aan: de geboorte van een zoon, Immanuel (‘God met ons’).
De Heer liet verder tegen Achaz zeggen: ‘Vraag om een teken van de Heer, uw God, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge hemel.’
Maar Achaz antwoordde: ‘Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de Heer niet op de proef stellen.’
Toen antwoordde Jesaja: ‘Luister, huis van David. Is het u niet genoeg mensen te tergen? Moet u nu ook mijn God tergen? Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen.’
Tussenzang: Psalm 40, 7-11
Refr.: Ik kom, Heer, om uw wil te doen.
Offers en gaven verlangt U niet,
brand- en reinigingsoffers vraagt U niet.
Nee, U hebt mijn oren voor U geopend.
Nu kan ik zeggen: ‘Hier ben ik,
over mij is in de boekrol geschreven.’
Uw wil te doen, mijn God, verlang ik,
diep in mij koester ik uw wet.
Wanneer het volk bijeen is,
spreek ik over uw rechtvaardigheid,
ik houd mijn lippen niet gesloten,
U weet het, Heer.
Uw goedheid verberg ik niet in mijn hart,
maar ik getuig van uw trouw en uw hulp.
In de kring van het volk verheel ik niet
hoe liefdevol, hoe trouw U bent.
Uit de brief aan de Hebreeën 10, 4-10
Deze lezing benadrukt dat dierlijke offers volgens de oude wet ontoereikend zijn om mensen van zonden te reinigen. Alleen door het definitieve offer van Jezus Christus, die zichzelf vrijwillig heeft aangeboden om Gods wil te volbrengen, worden wij voorgoed geheiligd.
Broeders en zusters,
bloed van stieren en bokken kan onmogelijk zonden wegnemen. Daarom zegt Christus bij zijn komst in de wereld: ‘Offers en gaven hebt U niet verlangd, maar U hebt Mij een lichaam gegeven; brand- en reinigingsoffers behaagden U niet. Toen heb Ik gezegd: “Hier ben Ik,” want dit staat in de boekrol over Mij geschreven: “Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.”’
Eerst zegt Hij: ‘Offers en gaven hebt U niet verlangd, brand- en reinigingsoffers behaagden U niet’ – ook al zijn dit offers die volgens de wet worden gebracht. Dan zegt Hij: ‘Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen,’ waarmee Hij het eerste opheft om het tweede van kracht te doen zijn. Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd.
Vers voor het evangelie (Joh 1, 14)
Het Woord is mens geworden
en heeft in ons midden gewoond,
vol van genade en waarheid,
en wij hebben zijn grootheid gezien,
de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
Uit het evangelie volgens Lucas 1, 26-38
Vandaag, op dit hoogfeest van de Aankondiging van de Heer, horen we hoe de engel Gabriël aan Maria verkondigt dat zij door Gods kracht moeder zal worden van Jezus, de Zoon van de Allerhoogste. In vertrouwen en overgave aanvaardt Maria haar bijzondere roeping met de woorden: “Laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.”
In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was nog maagd.
Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’
Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.
Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’
Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog geen gemeenschap met een man.’
De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, want voor God is niets onmogelijk.’
Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’
Daarna liet de engel haar weer alleen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.