25 jan – Bekering van de H. Apostel Paulus
Feest
Niet elke bekering gebeurt zo plots, op zo’n overdonderende manier als bij Paulus. Meestal geschiedt zij in stilte, na verloop van veel tijd. Maar God blijkt een hevig man ook stevig aan te pakken. Met dezelfde verbetenheid waarmee hij christenen vervolgde werd Paulus ‘de’ apostel van de jonge kerk. Hoewel hij persoonlijk een taaie doorzetter bleek te zijn, was zijn boodschap evangelisch geduldig en zacht. In weinig tijd gaf zijn grote werkkracht aan de kleine, gesloten kerk van Jeruzalem een open, wereldwijde dimensie.
Uit de Handelingen der Apostelen 9, 1-22
Bekering van Paulus
Saulus bedreigde de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent U, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’ De mannen die met Saulus meereisden, stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus kwam overeind, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien. Zijn metgezellen pakten hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. Drie dagen lang bleef hij blind en at en dronk hij niet.
In Damascus woonde een leerling die Ananias heette. In een visioen zei de Heer tegen hem: ‘Ananias!’ Hij antwoordde: ‘Ik luister, Heer.’ Daarop zei de Heer: ‘Ga naar de Rechte Straat en vraag daar in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is aan het bidden, en hij heeft in een visioen gezien hoe een man die Ananias heet, binnenkomt en hem de handen oplegt om hem weer te laten zien.’ Ananias antwoordde: ‘Heer, van veel kanten heb ik gehoord over deze man en over al het kwaad dat hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Bovendien heeft hij toestemming van de hogepriesters om hier iedereen die uw naam aanroept in de boeien te slaan.’ Maar de Heer zei: ‘Ga, want hij is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam uit te dragen onder de volken en hun heersers en onder de Israëlieten. Ik zal hem tonen hoezeer hij moet lijden omwille van mijn naam.’ Ananias vertrok en ging naar het huis, waar hij Saulus de handen oplegde, terwijl hij zei: ‘Saul, broeder, ik ben gezonden door de Heer, door Jezus, die aan u verschenen is op de weg hierheen, om ervoor te zorgen dat u weer kunt zien en vervuld wordt van de heilige Geest.’ Meteen was het alsof er schellen van Saulus’ ogen vielen; hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen, en nadat hij gegeten had, kwam hij weer op krachten.
Hij bleef enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en ging onmiddellijk in de synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is. Allen die hem hoorden waren stomverbaasd en vroegen: ‘Dat is toch de man die in Jeruzalem iedereen naar het leven stond die de naam van Jezus aanroept? En hij is toch hierheen gekomen om hen gevangen te nemen en uit te leveren aan de hogepriesters?’ Saulus’ optreden werd echter steeds krachtiger, en hij bracht de in Damascus wonende Joden in verwarring door aan te tonen dat Jezus de messias is.
Psalm 117, 1 + 2
Refr.: Ga uit over de hele wereld.
Loof de Heer, volken op aarde,
prijs Hem, naties overal.
Zijn liefde voor ons is overstelpend,
eeuwig duurt de trouw van de Heer.
Alleluia. (Joh. 15, 16)
Jullie hebben niet Mij uitgekozen,
maar Ik jullie,
en Ik heb jullie opgedragen
om op weg te gaan
en vrucht te dragen,
blijvende vrucht.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Marcus 16, 15-18
Verkondig het evangelie
Jezus verscheen aan de elf en zei:
‘Trek heel de wereld rond en verkondig het goede nieuws aan alle schepselen. Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. Het geloof zal gepaard gaan met de volgende tekenen: zij die geloven zullen in mijn naam demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hen niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’
Van Woord naar leven
Nadat Paulus een slag van de hamer – bij wijze van spreken – had gekregen en de stem van Christus had gehoord en herkend, stopte hij met vervolging en werd volgeling. Afstand nemen van het kwaad, de Heer herkennen en Hem volgen… dat noemt men bekering.
We zijn niet Paulus, en de meesten van ons zullen niet tegen de grond gesmakt worden door God zelf om tot bekering te komen.
En toch… Velen van ons hebben al momenten gekend in hun leven dat ze tegen een muur liepen, en niet zachtjes. Omstandigheden in het leven kunnen daartoe bijdragen. Gewoonlijk zijn we op die momenten heel sterk met onszelf bezig; mijn wereldje, mijn verdrietje, mijn ikje. Dit laatste maakt ons dikwijls innerlijk doof voor een mogelijk roepen van God.
Ik denk dat God ons meer ‘klopjes’ geeft dan we doorgaans vermoeden. Maar we steken die klopje al snel op het leven, alsof God er niets mee te maken zou hebben.
We moeten natuurlijk voorzichtig zijn. We mogen God niet te snel aanduiden als de regisseur van alle klopjes die we als persoon of als mensheid meemaken. Neem de huidige pandemie, of een oorlog tussen volkeren… Dit regisseert God niet. Laten we aub komaf maken met dit soort godsbeelden. Deze dingen zijn een gevolg van een wijze van leven. Wat niet wilt zeggen dat God afwezig zou zijn in deze zaken. God is in alles aanwezig. Als mensen bijvoorbeeld lijden door oorlog of pandemie, is Hij de lijdende bijzonder nabij; zeer zeker. Maar zijn aanwezigheid zal ook van die aard zijn dat Hij doorheen deze zaken de mensheid zal oproepen anders te gaan leven: stoppen met oorlog voeren en werken aan verzoening, de schepping eerbiedigen, enzovoort. Net zoals bij Paulus is het ook hier van belang Gods nabijheid te herkennen en gehoor te geven aan zijn roep tot bekering.
Of God nu sommige klopjes geeft (zoals bij Paulus), of als de kloppen een gevolg zijn van onze wijze van leven, van belang is dat we moeten leren God horen in zijn aanwezigheid wanneer we dergelijke heftige dingen meemaken. Aanwezig is Hij, altijd,met al zijn liefde, daar mogen we zeker van zijn.
Bij al wat er gebeurt zouden we, als persoon, als Kerk, en als mensheid, de vraag moeten stellen: Is God hier iets aan het zeggen? Is Hij misschien iets aan het vragen? Doelt Hij op een innerlijk bekering van mij, van ons?
Natuurlijk spreekt God, en roept Hij, ook op vele andere manieren, en niet enkel in de heftigheden van het leven. Het komt er vooral op aan dagelijks een innerlijke waakzaamheid aan de dag te leggen om zijn roep te kunnen horen. Om er gehoor aan te geven, bereid zijnde afstand te nemen van het kwaad, om opgenomen in Christus, dat leven te leiden dat God voor ons droomt.
Laten we bidden om de gave van onderscheid, en alertheid.
kris
Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Vader,
moge uw heilige Geest altijd bij ons zijn, opdat wij uw roepen in Christus mogen horen, zijn stem mogen herkennen. Moge dit gebeuren ons hart telkens opnieuw in de juiste richting plaatsen: richting U, richting liefde. Wij bidden om moed om steeds weer opnieuw met ons hele zijn ‘ja’ te zeggen; ons kleine ‘ja’ leggend in het grote ‘ja’ van de Heer tot U.
Om deze genade bidden wij, in Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.