Lezingen van de dag – maandag 6 maart 2017

maandag in de 1e week
van de vasten


Uit het boek Leviticus 19, 1-2 + 11-18

‘Ik ben de Heer’ is hier van groot belang. Wij moeten de naastenliefde beoefenen, de genegenheid tot de mens dichtbij of veraf, omdat wij op die manier de Heer nabij zijn. De woorden van Mozes tonen dit aan op een praktische manier. De wil van God wordt heel concreet in ons dagelijks leven.

De Heer sprak tot Mozes:
‘Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Wees heilig, want Ik, de Heer, jullie God, ben heilig.
Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet.
Leg geen valse eed af als je bij mijn naam zweert, want daarmee ontwijd je de naam van je God. Ik ben de Heer.
Beroof niemand en pers een ander niet af. Betaal een dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit.
Spreek geen vloek uit over een dove en plaats geen obstakel voor de voeten van een blinde. Toon ontzag voor je God. Ik ben de Heer.
Wees niet partijdig wanneer je rechtspreekt. Trek onaanzienlijken niet voor en zie machthebbers niet naar de ogen. Spreek rechtvaardig recht over je naasten.
Breng het leven van een ander niet in gevaar door lasterpraat over hem rond te strooien. Ik ben de Heer.
Wees niet haatdragend. Als je iemand iets te verwijten hebt, roep hem dan ter verantwoording en laad niet omwille van een ander schuld op je door je te wreken of wrok te blijven koesteren.
Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de Heer.’

 

Psalm 19, 8 + 9 + 10 + 15

Refr.: Uw woorden, Heer, zijn geest en leven.

De wet van de Heer is volmaakt:
levenskracht voor de mens.
De richtlijn van de Heer is betrouwbaar:
wijsheid voor de eenvoudige.

De bevelen van de Heer zijn eenduidig:
vreugde voor het hart.
Het gebod van de Heer is helder:
licht voor de ogen.

Het ontzag voor de Heer is zuiver,
houdt stand, voor altijd.
De voorschriften van de Heer zijn waarachtig,
rechtvaardig, geheel en al.

Laten de woorden van mijn mond U behagen,
de overpeinzingen van mijn hart U bekoren,
Heer, mijn rots, mijn verlosser.

 

Uit het evangelie volgens Matteüs 25, 31-46

Jezus geeft een visioen over het oordeel op de laatste dag. Dan zal enkel de manier waarop wij nu leven van belang zijn. Belangrijker is immers de houding tegenover de medemens, vooral dan tegenover de misdeelden. Want Jezus vereenzelvigt zich met hen.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal Hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon.
Dan zullen alle volken voor Hem worden samengebracht en zal Hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal Hij rechts van zich plaatsen, de bokken links.
Dan zal de Koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want Ik had honger en jullie gaven mij te eten, Ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, Ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en opgenomen, U naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat U ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar U toe gekomen?”
En de Koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”
Daarop zal Hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. Want Ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, Ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, Ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.”
Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor U gezorgd?”
En Hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.”
Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’

Van Woord naar leven

Als je de eerste lezing van vandaag leest – uit Leviticus – valt het je op dat er bijna na elk gebod dezelfde woorden terugkomen, namelijk: ‘Ik ben de Heer’. Alsof voortdurend verwezen wordt naar de bron, de zin en de kracht van de geboden.Pure humanisten beweren dat je God niet nodig hebt om goed te doen, om rechtvaardig te handelen, om liefdadig te leven. In zeker opzicht hebben ze gelijk, maat het blijft bij dat ene opzicht. Er is namelijk nog een ander opzicht, of beter gezegd: een ander inzicht, een zicht in het leven zelf. Wie het leven namelijk in de diepte bekijkt, verder dan de zichtbare oppervlakte, zal te maken krijgen met een werkelijkheid die het louter menselijke ver overstijgt. Die werkelijkheid is God zelf. Het is een Wezenlijkheid dat alles overspant, een Waarheid die in alles aanwezig is, een kloppend Hart van liefde. Het is een Vlam die liefde geeft, en liefde vraagt. In alles is Hij aanwezig als een Minnaar, een Bruidegom, een Moeder, een broeder.Wie deze Realiteit in zich draagt, wie deze Waarheid om zich heen ziet, wie het klaar speelt de nederigheid te ontvangen zich toe te vertrouwen aan deze levende Liefde, zal geen probleem hebben wanneer God zegt na elk gebod: ‘Ik ben de Heer’. God-die-is zal even vanzelfsprekend zijn zoals het in en uitademen van ieder van ons. De gelovige weet zich in Hem geboren, hij leeft in Hem, hij zal sterven in Hem, en hij zal voortleven in Hem.Is zijn liefdadigheid dezelfde als deze van een humanist ? Oppervlakkig gezien: ja. Dieper gezien: nee. Wil dat zeggen dat een humanist buiten God leeft ? Nee, niet persé. Wij hebben geen zicht hoe Christus werkzaam is in de medemens. Daar mogen wij nooit over oordelen. Maar als gelovigen mogen wij wel de Schepper van de liefde benoemen, Hem aanbidden, Hem erkennen als de grote oproeper zijn liefde binnen te treden. Het zal een warmte geven aan de ziel, een vrede aan het hart, een vervulling aan de rede, en een meerwaarde aan de samenleving.Kom, laat ons liefhebben in Gods licht. En met vreugde beamen: Ja, Gij zijt de Heer.kris
Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God, Heer van al wat is, moge uw Geest ons hart ontvlammen voor U, ons aanzetten uw heilige liefde te beantwoorden vanuit uw Zoon in ons. Moge Gij zo verheerlijkt worden in elk schepsel. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.