Lezingen van de dag – zondag 11 september 2016
24e zondag door het jaar – C
Uit het boek Exodus 32, 7-11 + 13-14
Het volk wilde zich een god maken binnen handbereik, het gouden kalf. Daarom verliet het zoals de verloren zoon, zijn God en Vader die het verwekt had bij de uittocht uit Egypte. Maar door het gebed van Mozes herinnert God zich zijn belofte. Zijn genade en vergeving zullen altijd groter zijn dan de ontrouw van zijn kinderen.
De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich. Nu al zijn ze afgeweken van de weg die Ik hun gewezen heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt, hebben daarvoor neergeknield, er offers aan gebracht en gezegd: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid!”’
De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Ik weet hoe onhandelbaar dit volk is. Houd Mij niet tegen: mijn brandende toorn zal hen verteren. Maar uit jou zal Ik een groot volk laten voortkomen.’
Mozes probeerde de Heer, zijn God, milder te stemmen: ‘Wilt U dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, Heer, dat U met sterke hand en grote macht uit Egypte hebt bevrijd? Denk toch aan uw dienaren Abraham, Isaak en Israël, aan wie U onder ede deze belofte hebt gedaan: “Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en het hele gebied waarvan Ik gesproken heb zal Ik hun voor altijd in bezit geven.”’
Toen zag de Heer ervan af zijn volk te treffen met het onheil waarmee hij gedreigd had.
Psalm 51, 3 + 4 + 12 + 13 + 17 + 19
Refr.: Ik ga weer naar mijn Vader.
Wees mij genadig, God, in uw trouw,
U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet.
Was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.
Schep, o God, een zuiver hart in mij,
vernieuw mijn geest, maak mij standvastig.
Verban mij niet uit uw nabijheid,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.
Ontsluit mijn lippen, Heer,
en mijn mond zal uw lof verkondigen.
Het offer voor God is een gebroken geest;
een gebroken en verbrijzeld hart
zult U, God, niet verachten.
Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 1, 12-17
Paulus, zoon van Israël, opstandig kind van de God der belofte, werd gegrepen, vergeven en gered door Christus. Dit is het fundament van zijn apostolische zending: getuigenis afleggen van het evangelie van de genade.
Ik dank Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij kracht gegeven heeft en het mij heeft toevertrouwd Hem te dienen, hoewel ik Hem vroeger heb bespot, vervolgd en beschimpt. Toch heeft Hij zich over mij ontfermd, omdat ik door mijn ongeloof niet wist wat ik deed.
Onze Heer heeft mij zijn genade in overvloed geschonken, evenals het geloof en de liefde die we in Christus Jezus bezitten. Deze boodschap is betrouwbaar en verdient onze volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden. Ik was de eerste, en juist over mij heeft Christus Jezus zich ontfermd; ik was de eerste aan wie Hij zijn grote geduld toonde, zodat ik een voorbeeld werd voor allen die in Hem geloven en het eeuwige leven zullen ontvangen.
Aan de koning der eeuwen, de onvergankelijke, onzichtbare en enige God, zij de eer en glorie tot in alle eeuwigheid. Amen.
Alleluia.
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zegt de Heer,
en Ik ken ze, en ze volgen mij.
Alleluia.
Uit het evangelie volgens Lucas 15, 1-32
Een herder vertrekt op zoek naar zijn schaap, een vrouw zoekt bezorgd naar haar zilverstuk, een vader wacht geduldig op de terugkeer van zijn zoon: drie beelden van de barmhartige Vader. Hiermee wil Jezus een antwoord geven aan alle oudste zonen die zich ergeren over het onthaal dat de goede Vader biedt aan de zondaars.
Alle tollenaars en zondaars kwamen Jezus opzoeken om naar Hem te luisteren.
Maar zowel de Farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’
Jezus vertelde hun toen deze gelijkenis:
‘Als iemand van u honderd schapen heeft waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan niet de negenennegentig andere in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te gaan tot hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tegen hen: “Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap gevonden dat verdwaald was.” Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.
En als een vrouw tien drachmen heeft en er één verliest, steekt ze toch de lamp aan, veegt het hele huis schoon en zoekt ze alles af tot ze het muntstuk gevonden heeft? En als ze het gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buren bijeen en zegt: “Deel in mijn vreugde, want ik heb de drachme gevonden die ik kwijt was.” Zo, zeg ik u, heerst er ook vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt.’
Vervolgens zei Hij:
‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen.
Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.
Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.”
Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
“Vader”, zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren.
Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.”
Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”’
Van Woord naar leven
De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen sj.God is echt blij om zijn mensen ! Kunnen wij ons aansluiten bij die vreugde ?De farizeeën en de schriftgeleerden konden dit heel moeilijk. Zij geloofden immers vooral in een God die aan de gelovige joden wetten en voorschriften oplegde en van hen onderdanigheid eiste tot in de kleine details toe. En van die farizeeën en schriftgeleerden kreeg Jezus nu het verwijt dat Hij omging met "tollenaars en zondaars", dat wil zeggen, met mensen die, althans in hun ogen, zondaars waren, juist omdat zij niet alle voorschriften van de wet onderhielden. De farizeeën meenden dat men zulke mensen links moest laten liggen en niets met hen mocht te maken hebben.Jezus ziet het anders. Door zijn parabels laat Hij ons aanvoelen dat Hij de zgn. "zondaars" ziet als mensen, die misschien verloren zijn geraakt, maar die waardevol genoeg blijven opdat men naar hen op zoek zou gaan. In het gewone leven hebben wij ook soms meer aandacht voor wat wij kwijt zijn, dan voor wat wij hebben. Het is een teken dat wij het heel waardevol vinden. Zo doet een herder die een schaap mist, zo doet een huisvrouw die een geldstuk kwijt is, zo doet een ouder die zijn zoon/dochter verloren is. Het belangrijkste daarbij is dat Jezus ons hiermee eigenlijk een andere God doet kennen: geen God die op de eerste plaats de toepassing van wetten en voorschriften eist, wel een God die warme gevoelens koestert, die warm-hartig is en dus barmhartig.De farizeeën vertoonden niets van de vreugde van de Vader. Zij bleven steken in hun plichtengeloof, deden wellicht zelfs edelmoedig hun dienstwerk in de tempel of het bijbelhuis, maar misten de sympathie, het medelijden, de barmhartige bewogenheid, die nu juist het kenmerk is van de Vader-God van Jezus.Het is toch merkwaardig hoe die farizeeënmentaliteit regelmatig opnieuw de kop opsteekt in de houding van sommige "zgn. christenen", ook vandaag. Ook nu komen wij ze tegen, die plichtsgetrouwe moraalridders zonder hart, die geen vreugde uitstralen, maar die met verbetenheid eisen stellen aan anderen.Heel zeker dat ook Jezus niet de fouten van de zondaars en de tollenaars goedpraat, maar Hij kijkt blijkbaar naar een dieper niveau in de mens. Hij kijkt naar de gezindheid, naar de diepere verlangens en pint de mens niet vast op zijn afwijking van de normen van het huidig, geldend sociaal of religieus gedrag.Daarbij komt, dat veel van die zogenaamde “zondaars" veel aandachtiger naar Jezus luisterden, dan die schriftgeleerden, die hun hart en hun oren a priori afsloten voor zijn boodschap over een God, die vooral een bewogen Vader is. Die gemeende luisterbereidheid van de zogenaamde “zondaars" was voor Jezus een teken van dieper leven, van beginnende bekering, van verlangen naar verbondenheid met de liefde-God. En dat achtte Hij veel waardevoller dan de plichtgetrouwe onderdanigheid aan een God, die hen wetten en voorschriften zou opleggen, zoals de schriftgeleerden het voorstelden.Hoe reageren wij tegenover mensen die in de fout zijn gegaan? Zijn wij voor hen strenger dan God zelf? De God van Jezus, de bewogen, barmhartige Vader, die zich zeker niet verheugt over de zonden, maar die kijkt naar het hart van de zondaar, vraagt dat wij vandaag zijn vreugde zouden delen en samen met Hem blij zouden zijn om die mensen rondom ons die, in weerwil van kleinheid en zwakheid, kleine tekens geven dat zij de liefde opnieuw in hun leven willen toelaten. En die liefde is vindingrijk! Wij geloven dat zij sterker is dan de dood.Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.
Laten wij bidden
Barmhartige Vader, ook als wij wegen gaan die niet de uwe zijn, kom dan naar ons toe. Zondige mensen brengt Gij tot inkeer en wat verloren was zoekt Gij weer op. Geef dat ook wij elkaar steeds nieuwe kansen bieden, op zoek gaan naar wat verloren was en vreugde vinden in de verzoening. In Christus' Naam, amen.
De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn van de hand van Kris.